ECLI:NL:RBDHA:2022:14794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
NL22.15110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J.P. Lemmen, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 4 augustus 2022, hield in dat de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de vraag of de uitspraak van de Franse rechter door eiser is ontvangen, in Frankrijk aan de orde had moeten komen. De rechtbank benadrukte dat als eiser het niet eens is met de uitspraak van de Franse rechter, hij daartegen een rechtsmiddel moet aanwenden in Frankrijk. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15110
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15111, op 6 september 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een terugnameverzoek naar Frankrijk gestuurd. Frankrijk heeft dit verzoek geaccepteerd.
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2. Eiser is het niet eens met de beslissing van verweerder. Hij voert aan dat hij in Frankrijk niet juist is behandeld. Hij heeft weliswaar zijn asielverhaal kunnen vertellen bij de Franse autoriteiten, maar hij heeft daarover geen uitspraak ontvangen van de Franse rechter. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er wel uitspraak is gedaan in zijn asielzaak door de Franse rechter. Eiser zegt deze uitspraak niet te hebben ontvangen. De vraag die voorligt is of er uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. In zijn algemeenheid wordt de vraag of nog uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Frankrijk bevestigend beantwoord.3 De vraag is of in de individuele situatie van eiser ook uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. De rechtbank oordeelt dat de vraag of de uitspraak van de Franse rechter door eiser is ontvangen een kwestie is die in Frankrijk aan de orde had moeten worden gesteld en nog steeds in Frankrijk aan de orde moet worden gesteld. Als eiser het niet eens is met de uitspraak van de Franse rechter, moet hij daartegen een rechtsmiddel aanwenden in Frankrijk en daarbij aanvoeren dat de uitspraak hem door toedoen van de autoriteiten niet (eerder) heeft bereikt. Of het niet ontvangen van de uitspraak te wijten was aan de autoriteiten door te kiezen voor een verzending naar een postadres, of dat dit te wijten was aan de individuele situatie van eiser, wat hier verder ook van zij, is een onderwerp dat bij de Franse rechter aan de orde moet worden gesteld. Daarnaast had hij in Frankrijk kunnen
klagen. Dat is in het bestreden besluit ook door verweerder aangegeven. Niet is gebleken dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Daarbij komt dat eiser Dublinclaimant is. De Franse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. Ook in dat kader kan hij de postbezorging aan de orde stellen. Ten aanzien van Frankrijk kan daarom ook in het geval van eiser van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
3 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1256.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.