In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, die zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel beroept. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie in Spanje, zoals beschreven in het AIDA rapport van 29 april 2022, onmenselijke omstandigheden met zich meebrengt, waardoor zijn asielaanvraag inhoudelijk behandeld had moeten worden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet heeft aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje die een risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie met zich meebrengen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het geval van Spanje kan worden gehanteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Spaanse autoriteiten en de rechtelijke macht aandacht hebben voor de opvangsituatie van Dublinclaimanten en dat eiser zijn beklag kan doen bij de Spaanse autoriteiten als hij in onzekerheid verkeert over zijn asielprocedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 september 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.