Overwegingen
1. Eiser stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Hij vreest voor vervolging vanwege de activiteiten van zijn moeder. Die is lid van een belangengroepering die opkomt voor vrouwenrechten, AUTO-092. In 2018 heeft de groepering waartoe zij behoort tweemaal een pamflet ontvangen waarin de leiders werden bedreigd. In februari 2022 heeft de moeder van eiser een schriftelijk dreigement van een gewapende groepering (Águilas Negras) ontvangen, waarin werd gezegd dat ook de kinderen van de vrouwelijke leiders van de belangengroepering iets zal worden aangedaan.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Bedreiging door Águilas Negras in verband met betrokkenheid van moeder bij een sociale groep met een politieke achtergrond.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat beide elementen geloofwaardig zijn, maar acht deze elementen niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Voor het overige stelt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een persoonlijke bedreiging, of dat hij ooit problemen heeft gehad van de zijde van de Águilas Negras, en dat hij bij problemen de bescherming van de autoriteiten kan inroepen.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het omkeren van de bewijslast als gevolg van de bedreigingen aan het adres van zijn moeder. Verweerder heeft geen gesprek gevoerd met de moeder of op een andere manier geprobeerd om de feiten duidelijk te krijgen. Eiser heeft voorts aangevoerd dat er wel had moeten worden getoetst aan het Vluchtelingenverdrag omdat zijn moeder door de bedreigingen is gestopt met haar politieke activiteiten. Verweerder had moeten ingaan op de vraag of dit van haar mag worden verwacht om vervolging te voorkomen. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met wat de omgeving van eiser is overkomen. Eiser wijst ook op informatiebericht 2022/76, waarin de groep van vrouwelijke sociale leiders als risicogroep wordt gezien, die vanwege de diffuse samenstelling, niet officieel als risicogroep wordt aangewezen, maar dat dus wel kan zijn.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser persoonlijk niets is overkomen wat kan duiden op een situatie waarin sprake is van een persoonlijke vrees voor vervolging in de hierbedoelde zin. Uit de verklaringen van eiser kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden afgeleid dat eiser stelt dat hij kan worden bedreigd om zijn moeder onder druk te zetten, maar hij heeft hierdoor nooit persoonlijke problemen ondervonden. Voorts blijkt uit het voornemen van 2 augustus 2022 dat verweerder zich op het standpunt stelt dat de verklaringen van eiser niet zijn te herleiden tot één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag, zodat de beroepsgrond dat verweerder de verklaringen van eiser niet aan het Vluchtelingenverdrag heeft getoetst, niet slaagt.
6. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hem wel een politieke rol kan worden toegedicht, omdat hij zijn moeder heeft geholpen met haar activiteiten en ook heeft deelgenomen aan demonstraties. Verweerder heeft nagelaten om de activiteiten van zijn moeder in de beoordeling mee te nemen. Bovendien blijkt uit openbare bronnen zoals het algemeen ambtsbericht van 28 maart 2022, dat met name vrouwelijke sociale leiders en hun familieleden worden bedreigd, zodat eiser als doelwit kan worden gezien. Eiser verwijst naar wat andere leidsters hebben meegemaakt en stelt dat het gaat om een beperkte groep vrouwen en hun familieleden. Deze bedreiging duurt nog steeds voort, zoals blijkt uit een overgelegd document uit 2022. De moeder van eiser heeft hem verteld dat zij meermalen is bedreigd tijdens het uitvoeren van haar politieke activiteiten. Verweerder gaat in het besluit ten onrechte uit van de veronderstelling dat moeder niet is bedreigd. Bovendien is de hele familie in 2008 uit hun woning verjaagd.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het bovengenoemde ambtsbericht blijkt dat sociale leiders kunnen worden bedreigd en dat in voorkomende gevallen familieleden van deze sociale leiders eveneens bedreigd worden om deze sociale leiders onder druk te zetten. In het IND-informatiebericht 2022/76 heeft verweerder uiteengezet dat de groep “sociale leiders” diffuus is, en dat het zijn van een sociale leider niet betekent dat men reeds om die reden tot een risicogroep behoort. Verweerder gaat in deze gevallen uit van een individuele
beoordeling van het asielrelaas.
Ten aanzien van de situatie van de moeder van eiser overweegt de rechtbank dat eiser heeft verklaard dat zij na het houden van workshops op straat mondeling bedreigd is, maar dat niet duidelijk is of die bedreigingen aan haar persoonlijk waren gericht, en van wie deze bedreigingen afkomstig waren. De moeder van eiser heeft van deze bedreigingen geen aangifte gedaan.
Voorts heeft eiser verklaard dat driemaal een pamflet is bezorgd bij AUTO-092, tweemaal in 2018 en éénmaal in 2022, waarin bedreigingen zijn geuit tegen een aantal sociale leiders. Eiser heeft wisselende verklaringen afgelegd over of zijn moeder met naam is genoemd op het betreffende pamflet, maar hij heeft geen exemplaar of een kopie van dit pamflet overgelegd. In de aangifte die één van de leden van AUTO-092 heeft gedaan en die wel door eiser is overgelegd, zijn geen namen van de bedreigde personen opgenomen. Ook op een pamflet van Águilas Negras, overgelegd als bijlage 5 bij de correcties en aanvullingen van het aanmeldgehoor (dossierstuk 20) is de naam van de moeder van eiser, noch de naam van de groepering AUTO-092 aangetroffen.
Op grond hiervan heeft verweerder naar oordeel van de rechtbank mogen aannemen dat niet aannemelijk is dat de moeder van eiser op een zodanige wijze is bedreigd of in de negatieve belangstelling staat van enige groepering, dat eiser hierdoor bloot komt te staan aan ernstige schade of een onmenselijke behandeling. Verweerder heeft hierom ook voorbij mogen gaan aan de gronden die verwijzen naar hetgeen andere sociale leiders is overkomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de moeder van eiser te horen. Verweerder heeft het document, waarin de Colombiaanse autoriteiten aangeven dat AUTO-092-leidsters een sociale groep vormen van vrouwen die het slachtoffer zijn van een gewapend conflict, niet ingenomen voor nader onderzoek. Dit is onzorgvuldig en getuigt niet van een welwillende houding van verweerder voor wat betreft de samenwerkingsplicht tussen de aanvrager en het bestuursorgaan.
9. De rechtbank overweegt dat eiser in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over de problemen die zijn moeder heeft ondervonden, schriftelijke verklaringen van zijn moeder heeft overgelegd, maar niet nader heeft aangegeven wat de verklaringen van zijn moeder aan zijn asielrelaas zouden toevoegen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verweerder de verklaringen van eiser over wat zijn moeder in Colombia is overkomen, geloofwaardig heeft geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom mogen afzien van het horen van eisers moeder. Een beroep op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 mei 2022, kenmerk NL22.4919, geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat daar – anders dan in dit geval - sprake was het horen van een derde persoon bij een door verweerder ongeloofwaardig bevonden asielrelaas. Over de genoemde documenten, die eiser aan verweerder heeft aangeboden, maar die verweerder niet heeft ingenomen, overweegt de rechtbank dat eiser deze documenten na het nader gehoor alsnog aan verweerder heeft toegezonden en dat ook in beroep niet nader is onderbouwd wat de relevantie van deze documenten is, bezien in het licht van het geloofwaardig bevonden asielrelaas van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser wijst nog op de omstandigheid dat verweerder in soortgelijke gevallen wel een asielstatus heeft verleend, zodat er in strijd wordt gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft deze beroepsgrond echter niet nader onderbouwd, zodat deze niet slaagt.
11. Voor zover eiser betoogt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de algemene situatie in Colombia en dit niet op zorgvuldige wijze in de besluitvorming heeft betrokken, overweegt de rechtbank dat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder kennis heeft genomen van de inhoud van het algemeen ambtsbericht over Colombia van 28 maart 2022 en dit ook bij de besluitvorming heeft betrokken. Voor zover eiser naar andere openbare bronnen verwijst, is niet nader aangegeven waarin de informatie uit die bronnen afwijkt van die uit het ambtsbericht en zouden hebben moeten leiden tot een andere beslissing van verweerder. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.