In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser diende zijn aanvraag in op 11 april 2021, en volgens de wet had verweerder uiterlijk binnen zes maanden, dus voor 11 oktober 2021, moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 22 februari 2022 in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen. Dit is gedaan om recht te doen aan de belangen van zowel eiser als verweerder. Eiser heeft ook verzocht om een bestuurlijke dwangsom, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de tijdelijke wet die sinds 11 juli 2021 van kracht is, het niet mogelijk maakt om een dwangsom op te leggen in asielzaken. Desondanks heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 12 september 2022. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit bekend te maken.