“(…) De waardebepaling per 31 december 2006, is de waarde per 1 januari 2007, conform bijlage 474.981,-.
In de loop van 2013 heeft de heer [eiser] het saldo van de rekening bij BNP Parisbas liquide gemaakt en heeft dit bedrag thuis liquide aanwezig gehouden.
Van dit liquide bedrag heeft hij jaarlijks zijn pensioen en aow uitkering aangevuld.
Uit ’n kort overzicht van de overige beleggingen die de heer [eiser] bij de Nederlandse bankinstellingen heeft aangehouden, blijkt ook in de periode 2013 niet van substantiële opnamen. Op het moment is het liquide bedrag dat nog resteert, 65.803,-.
’N oplossings-voorstel kan zijn dat het bedrag dat op 1 januari 2013 bij Banque Paris Bas in Zwitserland, in gelijke bedragen tot 65.803,- is afgenomen per 1 januari 2020.
Het bedrag dat in totaal is “verbruikt” in de periode 2013 tot en met 2019, is dan 238.875,-
Per jaar correspondeert dit met ’n gebruik/afname van het saldo van 34.125,-.
Een dergelijke benadering geeft dan ’n waarde van de liquide middelen per 1 januari 2014 van 270.553,-
Per 1 januari 2015 van 236.428,-
Per 1 januari 2016 van 202.303,-
Per 1 januari 2017 van 168.178,-
(…)”