ECLI:NL:RBDHA:2022:14947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.543 en NL22.544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
  • M.J.J. Roks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning regulier voor slachtoffers van mensenhandel en afwijzing wijziging verblijfsdoel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Venezolaanse, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning regulier in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel, maar deze werd ingetrokken door de staatssecretaris op basis van een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie (OM) die oordeelde dat er geen sprake was van mensenhandel. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, maar de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning terecht heeft ingetrokken, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank stelt vast dat de Richtlijn 2004/81/EG niet in strijd is met het beleid van de staatssecretaris, die enkel bescherming biedt aan slachtoffers van mensenhandel en niet aan slachtoffers van mensensmokkel. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar claims te onderbouwen en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiseres te horen in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en griffier, en is openbaar gemaakt op 1 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.543 (beroep) en NL22.544 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder ten aanzien van eiseres in een meeromvattende beschikking de volgende besluiten genomen:
Intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel (hierna: de verblijfsvergunning);
Afwijzing van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning;
Afwijzing van de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel van de verblijfsvergunning naar ‘humanitair-niet tijdelijk’;
Een terugkeerbesluit gericht op het vertrek naar Venezuela;
Bij besluit van 16 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.543) ingesteld. Tevens heeft eiseres de rechtbank om een voorlopige voorziening verzocht (NL22.544).
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft alleen het beroep op 31 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande afmelding niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij beschikte van 28 juni 2020 tot 28 juni 2021 over een verblijfsvergunning regulier in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel. Op 12 mei 2021 heeft het OM [1] besloten om niet over te gaan tot verdere vervolging van de door eiseres ingediende aangifte van mensenhandel. Wél wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar mensensmokkel. Vanwege het sepot van de verdenking mensenhandel heeft verweerder de verblijfsvergunning ingetrokken en de aanvragen tot verlenging van de duur en wijziging van het verblijfsdoel van de verblijfsvergunning afgewezen. Verweerder heeft deze beslissingen in het bestreden besluit gehandhaafd.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Ten eerste is het beleid [2] van verweerder namelijk in strijd met Richtlijn 2004/81/EG (hierna: de Richtlijn) [3] , omdat verweerder ten onrechte een strikte scheiding hanteert tussen slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel. Uit de Richtlijn blijkt namelijk dat slachtoffers van beide strafbare feiten in aanmerking komen voor bescherming, terwijl Nederland enkel bescherming en een verblijfsrechtelijke regeling biedt aan slachtoffers van mensenhandel. Verder heeft verweerder het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd, omdat hij geen zelfstandige bestuursrechtelijke beoordeling heeft gegeven over de aannemelijkheid van het mensenhandelrelaas van eiseres. Het is niet de bedoeling dat verweerder zich enkel baseert op het oordeel van het OM. Verwezen wordt naar Werkinstructie 2021/18, een Pilot van het Schadefonds en het evaluatierapport van het WODC. Tot slot had verweerder eiser moeten horen in bezwaar.
3. Verweerder heeft op de zitting gemotiveerd gereageerd op deze beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en overweegt daartoe het volgende:
Strijd met de Richtlijn
5. Uit artikel 3 van de Richtlijn volgt dat lidstaten verplicht zijn om de Richtlijn toe te passen op slachtoffers van mensenhandel, maar lidstaten hebben de keuze om de Richtlijn toe te passen op slachtoffers van mensensmokkel. Omdat het gaat om een facultatieve bepaling, is Nederland dus niet gehouden om dezelfde regeling te treffen voor slachtoffers van mensensmokkel. Van strijd met de Richtlijn is daarom, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake.

Bestuursrechtelijk aannemelijkheidsoordeel

6. Daargelaten dat Werkinstructie 2021/18 dateert van na het bestreden besluit, blijkt hieruit dat verweerder bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het mensenhandelrelaas informatie betrekt van onder meer het OM. [4] Verweerder heeft dat in dit geval gedaan en heeft zich daarbij gebaseerd op de sepotbeslissing. Volgens de sepotbeslissing van het OM is geen sprake van mensenhandel in de zin van artikel 273 van het Wetboek van Strafrecht en daarmee is feitelijk de aannemelijkheid van het mensenhandelrelaas beoordeeld. Eiseres heeft geen stukken overgelegd die haar mensenhandelrelaas ondersteunen. Daarnaast heeft eiseres onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waardoor getwijfeld kan worden aan de juistheid van het oordeel van het OM zoals bijvoorbeeld informatie die het OM niet heeft betrokken bij het besluit. Het betoog dat eiseres geen beklag op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering heeft kunnen indienen, omdat het OM zijn sepotbeslissing alleen met de raadslieden van verdachten heeft meegedeeld is niet met stukken onderbouwd en kan daardoor niet slagen. Nu uit de stukken niet blijkt dat de verdenking mensenhandel op andere dan inhoudelijke gronden is geseponeerd, mocht verweerder volstaan met een verwijzing naar de sepotbeslissing van het OM. Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, slaagt gezien het voorgaande niet. [5] Alles in samenhang bezien heeft verweerder daarmee terecht – en in overeenstemming met Werkinstructie 2021/8 – van een eigen aannemelijkheidsoordeel afgezien. De pilot van het Schadefonds in 2018 en het WODC-rapport leiden niet tot een ander oordeel.
Wijzing verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijk humanitair’
7. Volgens het beleid [6] van verweerder wordt de door eiseres gevraagde verblijfsvergunning verleend, indien zij heeft onderbouwd dat op grond van bijzondere individuele omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met mensenhandel, niet kan worden gevergd dat zij Nederland verlaat. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van mensenhandel, en eiseres geen stukken en geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die een andere conclusie rechtvaardigen, bestond er voor verweerder geen aanleiding om van het beleid af te wijken. [7] Verweerder heeft daarom de wijzigingsaanvraag mogen afwijzen.
Hoorplicht
8. Tot slot volgt de rechtbank het standpunt van eiser niet dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een andersluidend oordeel kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van de gronden van het bezwaar van eiser, mocht verweerder afzien van het horen van eiser.

Wat is de conclusie?

9. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [8]
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort - Schoenmakers, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak in het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Openbaar Ministerie
2.Als opgenomen in paragraaf B9/12 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.
4.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5934, r.o. 6.
5.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 8 juli 2022, zaaknummer NL21.5328.
6.Zie paragraaf B9/12 van de Vc 2000
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3803, r.o. 4.1 en de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2018, ECLI:RVS:2018:1082.
8.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.