ECLI:NL:RBDHA:2022:14953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.381 en AWB 21.3619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.381 (beroep) en AWB 21/3619 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Denis).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 29 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiseres de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen met de strekking dat zij de uitspraak op haar beroep in Nederland mag afwachten.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 4 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting en heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen dhr. A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1953 en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiseres heeft uitstel van vertrek aangevraagd wegens medische klachten, omdat zij onder meer hoge bloeddruk, diabetes en oogproblemen heeft.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat uit een rapport van het BMA [1] blijkt dat eiseres medisch gezien kan reizen en een medische noodsituatie binnen drie maanden na vertrek niet wordt verwacht. Volgens het BMA-advies kunnen de diabetes en hoge bloeddruk van eiseres met lage doseringen medicatie goed onder controle gehouden worden en is er bij eiseres geen sprake van orgaanschade. Als voldoende medicatie aan eiseres wordt verstrekt voor haar vertrek, zal geen medische nood te verwachten zijn.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vreest dat zij bij terugkeer naar Sierra Leone in een acute medische noodsituatie zal komen te verkeren. Zij vindt dat het BMA-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder zich hierop niet had mogen baseren. In het advies wordt volgens eiseres ten onrechte niet ingegaan op haar oogproblemen en wordt het gevaar van de combinatie van een hoge bloeddruk en diabetes miskend. Eiseres is daarnaast ten onrechte niet tijdens een spreekuur onderzocht door de BMAarts. Eiseres betoogt verder dat zij in Sierra Leone geen toegang kan krijgen tot de noodzakelijke medische zorg, bestaande uit een multidisciplinaire behandeling van haar diabetes en hoge bloeddruk.
Ten slotte betoogt eiseres dat verweerder in zijn beleid een te streng criterium aanlegt bij beantwoording van de vraag of sprake is van een medische noodsituatie en dat het niet verlenen van uitstel van vertrek in strijd is met artikel 8 van het EVRM [2] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Niet in geschil is dat eiseres in staat is om te reizen. Ter beoordeling ligt de vraag voor of eiseres na terugkeer naar Sierra Leone in een medische noodsituatie komt te verkeren. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Zorgvuldigheid BMA-advies
5. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter is een BMA-advies aan te merken als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. [3] Verweerder dient op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zich ervan te vergewissen dat een door hem gebruikt deskundigenrapport zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende inzichtelijk en concludent is. [4] Als dit het geval is, dan mag verweerder in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Het is vervolgens aan eiseres om de bruikbaarheid van het deskundigenrapport te betwisten, bijvoorbeeld aan de hand van een contra-expertise. Met stukken van haar behandelaars kan zij de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundigenadvies aan de orde stellen, dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
5.1
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder het BMA-advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Niet gebleken is dat het BMA-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. De enkele stelling dat eiseres ten onrechte niet is uitgenodigd voor een spreekuur, is daarvoor onvoldoende. De BMA-arts is op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] niet gehouden om eiseres voor een spreekuuronderzoek uit te nodigen indien hij daar geen aanleiding toe ziet. Het behoort namelijk tot de expertise van de BMA-arts om te beoordelen of aanvullend onderzoek naast de overgelegde stukken van eerdere behandelaren noodzakelijk is. Ook valt niet in te zien waarom de BMA-arts het advies in dit geval niet heeft mogen baseren op de medische informatie die was aangeleverd door eiseres en op de medische informatie die is opgevraagd bij de behandelaars van eiseres.
5.2
Wat eiseres heeft aangevoerd, biedt voorts geen grond voor twijfel aan de inhoudelijke juistheid van het BMA-advies. De rechtbank volgt eiseres niet voor zover zij betoogt dat in het BMA-advies niet wordt ingegaan op haar oogproblemen, nu in het advies wordt onderkend dat eiseres onder behandeling staat van een oogarts en oogdruppels gebruikt. Uit het advies volgt daarnaast dat de BMA-arts bekend was met zowel de diabetes als de hoge bloeddruk van eiseres. De rechtbank volgt eiseres niet voor zover zij betoogt dat de BMAarts onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het gevaar van de combinatie van deze beide aandoeningen, omdat deze stelling niet nader is onderbouwd. Eiseres heeft de inhoudelijke juistheid van het advies ook niet met een contra-expertise bestreden. Wel heeft zij in beroep actuele stukken van behandelaars overgelegd, maar die stukken bevatten geen nieuwe medische gegevens die niet al in het BMA-advies zijn betrokken. Aan de verschillende medische artikelen [6] waar eiseres naar verwijst heeft verweerder terecht niet het door eiseres gewenste gewicht toegekend, omdat deze slechts informatie van algemene aard bevatten en niet toegespitst zijn op de medische situatie van eiseres. De beroepsgronden slagen niet.
Medische noodsituatie binnen drie maanden
6. Verweerder hanteert in zijn beleid [7] als uitgangspunt dat sprake is van een medische noodsituatie als de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter is deze termijn niet onredelijk en niet in strijd met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie [8] . Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die nopen tot het oordeel dat verweerder in dit geval van zijn beleid had moeten afwijken. De beroepsgrond slaagt niet.
Toegankelijkheid van de medische zorg in Sierra Leone
7. Voor zover eiseres stelt dat de noodzakelijke medische zorg in Sierra Leone voor haar feitelijk niet toegankelijk is, overweegt de rechtbank dat eiseres deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Bovendien volgt uit het beleid van verweerder dat wanneer wordt geconcludeerd dat bij terugkeer naar het land van herkomst geen medische noodsituatie ontstaat, niet wordt toegekomen aan de beoordeling van de beschikbaarheid en de feitelijke toegankelijkheid van medische zorg. Dit beleid acht de rechtbank niet onredelijk.
Artikel 8 EVRM
8. Met betrekking tot het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM heeft verweerder zich – op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [9] – terecht op het standpunt gesteld dat hij bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw niet gehouden is om aan artikel 8 van het EVRM te toetsen.
Wat is de conclusie?
9. Verweerder heeft op goede gronden de aanvraag van eiseres om toepassing van artikel 64 Vw afgewezen. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal afgewezen worden, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er daarom niet langer sprake is van de vereiste connexiteit. [10]
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak in het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening kunt u geen verzet of hoger beroep instellen.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering (vaste adviseur van verweerder voor medische kwesties in vreemdelingenzaken).
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ( de Afdeling) van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.
4.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2011, ECLI:NL:RVS:2018:3852.
5.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826.
6.Verwezen is o.a. naar artikelen op
7.Zie paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
8.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2739.
10.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Awb.