ECLI:NL:RBDHA:2022:14963

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.18047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen een kaal overdrachtsbesluit in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een kaal overdrachtsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 9 september 2022 is genomen, houdt in dat de eiser zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Italië. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 11 oktober 2022 zijn partijen niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering.

De rechtbank overweegt dat het overdrachtsbesluit slechts een kennisgeving is aan de vreemdeling dat hij zal worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, in dit geval Italië. De eiser heeft geen asielaanvraag ingediend in Nederland, wat volgens artikel 26 van de Dublinverordening betekent dat de rechtbank niet hoeft te toetsen of de overdracht in strijd is met mensenrechten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat de vreemdeling in een andere procedure kan aanvoeren dat hij vreest voor schending van zijn rechten bij overdracht.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat de beroepsgronden van de eiser buiten de omvang van het geding vallen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18047
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Italië.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.18048, op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. In het bestreden besluit bepaalt verweerder dat eiser gelet op het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Italië. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten gevraagd eiser over te nemen. Italië heeft niet op tijd gereageerd op dit verzoek. Daarom is er een fictief claimakkoord ontstaan op
9 september 2022, hiermee is de verantwoordelijkheid van Italië vast komen te staan.
2. Eiser voert aan dat niet Italië, maar Nederland zijn asielaanvraag in behandeling moet nemen, onder meer vanwege de structurele problemen inzake de opvang en asielprocedures. Deze problematiek klemt te meer als het gaat om terugkerende Dublinclaimanten. Eiser verwijst hierbij naar het AIDA rapport van mei 2022, update 2021. Uit dit rapport blijkt dat er sprake is van veranderingen in Italië in vergelijking met de situatie daarvoor, namelijk verslechtering als het gaat om opvang en de asielprocedure als geheel. Uit de tekst op pagina 78 van het AIDA rapport, update 2021 volgt dat terugkerende Dublinclaimanten in beginsel toegang zouden hebben tot de tweedelijns-opvangfaciliteiten van de SPRAR naar aanleiding van vernieuwingen en aanpassingen in het asielsysteem die werden doorgevoerd in 2020. In de praktijk blijkt echter dat er geen opvangplaatsen zijn gereserveerd of ingericht voor Dublinclaimanten, waardoor terugkerende Dublinclaimanten
letterlijk in dezelfde opvangproblemen komen te verkeren als de andere vluchtelingen in Italië. Dit gegeven is een groot verschil met de uitspraken die benoemd werden door verweerder, die zagen namelijk op het AIDA rapport, update 2020. Het nieuwe rapport moet daarom inhoudelijk worden betrokken bij de besluitvorming. Dit gegeven is ook van groot belang, omdat nu op voorhand duidelijk is dat de kans op opvang voor eiser niet alleen niet gegarandeerd kan worden, maar zelf buitengewoon gering is. Verder blijkt uit het rapport dat terugkerende claimanten niet worden opgenomen in een nieuwe procedure maar worden aangemerkt als illegaal en zelfs kunnen worden verwijderd zonder dat zij een asielaanvraag hebben kunnen indienen, aldus eiser.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend in Nederland. Uit artikel 26 van de Dublinverordening volgt dat een overdrachtsbesluit slechts een kennisgeving aan de vreemdeling is dat hij wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, als de vreemdeling geen asielaanvraag in Nederland heeft ingediend. Hierbij hoeft verweerder niet te toetsen of de overdracht in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dan wel met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Als de vreemdeling vreest bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in een met de hiervoor genoemde artikelen strijdige situatie terecht te komen, kan hij dat laten beoordelen in een procedure op basis van een daartoe in Nederland ingediend asielverzoek. Dit heeft eiser echter niet gedaan. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2015.1 De rechtbank hoeft daarom in deze procedure niet inhoudelijk op de beroepsgronden van eiser in te gaan omdat deze buiten de omvang van dit geding zijn gelegen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.