ECLI:NL:RBDHA:2022:14964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/3437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier had aangevraagd onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid bij [A]'. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 9 mei 2022, wees deze aanvraag af. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de partijen toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter overweegt dat, wanneer er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van onmiddellijke spoed. In dit geval heeft verweerder in een brief van 6 september 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Gezien de overeenstemming tussen partijen dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en de uitzetting van verzoeker verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 759,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Ook is bepaald dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3437
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A.M. Wijffelman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 9 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A]’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

1. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder. [1]
2. Verweerder heeft in de brief van 6 september 2022 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
3. Nu partijen het er over eens zijn dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,-.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).