Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer [V-nummer] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Deze situatie was ten tijde van het bestreden besluit evenmin aan de orde.
Ten eerste omdat geen sprake was van schorsende werking op grond van een rechterlijke beslissing. Er was ten tijde van het bestreden besluit namelijk geen toegewezen verzoek om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure tegen de brief van 21 april 2022 (waarin de aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning buiten behandeling is gesteld) en evenmin hangende de bezwaarprocedure tegen het besluit van 11 april 2022 (waarin de aanvraag om uitstel van vertrek buiten behandeling is gesteld).
Ten tweede omdat geen sprake was van schorsende werking op grond van de wet. Anders dan eiser stelt, volgt uit de wet juist dat de wetgever niet heeft bedoeld om rechtmatig verblijf toe te kennen aan alle vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun bezwaarschrift. In artikel 73 van de Vw is immers uitdrukkelijk geregeld in welke gevallen het bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag om of intrekking van een reguliere verblijfsvergunning wel en geen schorsende werking heeft. Dit artikel is in de situatie van eiser echter niet van toepassing, omdat zijn aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning niet is afgewezen, maar niet in behandeling is genomen. Dit betekent dat de regels van de Awb [2] van toepassing zijn. De aanvraag van eiser is niet in behandeling genomen op grond van artikel 4:5 van de Awb. Op grond van artikel 6:16 van de Awb heeft het bezwaar geen schorsende werking, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat het bezwaar schorsende werking heeft.