ECLI:NL:RBDHA:2022:14981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.1464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.A. Pieters, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag om uitstel van vertrek werd afgewezen. Het bestreden besluit dateert van 28 januari 2022. Tijdens de zitting op 29 juli 2022 is het verzoek behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. F.H.M. Maas. Na de zitting is het onderzoek geschorst en hebben partijen toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen geschil meer bestaat over de noodzaak om verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet uit te zetten. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en heeft bepaald dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Daarnaast is de verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.518,00, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 augustus 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1464
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.H.M. Maas).

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 juli 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek op de zitting is geschorst. Op 8 augustus 2022 heeft verzoeker een nadere schriftelijke reactie ingediend. Op 12 augustus 2022 heeft verweerder gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op 28 januari 2022 een verzoekschrift ingediend strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening. Bij schrijven van 12 augustus 2022 heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift is verzocht.
2. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat in afwachting van de beslissing op bezwaar van uitzetting van verzoeker moet worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.