In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Poolse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 augustus 2022, maar werd op 2 september 2022 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 5 september 2022 behandeld, maar de rechter die de zitting heeft geleid was verhinderd om de uitspraak te doen. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen afdoening door een andere rechter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder niet had aangetoond dat het Openbaar Ministerie (OM) was geïnformeerd over de voorgenomen overdracht van eiser. Eiser heeft betoogd dat er geen bewijs was dat het OM op de hoogte was gesteld, en dat de late indiening van een document door verweerder in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van eiser om dit document buiten beschouwing te laten gegrond was, en dat verweerder niet had voldaan aan zijn informatieplicht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de maatregel van bewaring onrechtmatig verklaard. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, die is vastgesteld op € 1.230,- voor 12 dagen. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.