ECLI:NL:RBDHA:2022:15037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.K. Kolev, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 21 juli 2022 de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, waarbij partijen toestemming gaven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De Staatssecretaris had in een brief van 14 oktober 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot voorlopige voorziening, wat de voorzieningenrechter in overweging nam. Aangezien partijen het erover eens waren dat verzoeker niet uitgezet diende te worden, wees de voorzieningenrechter het verzoek toe en verbood de uitzetting tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Daarnaast veroordeelde de voorzieningenrechter de Staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,-, en droeg de Staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 oktober 2022, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14183
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. I.K. Kolev),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.G. Meyboom-de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft in een brief van 14 oktober 2022 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Verweerder verzet zich eveneens niet tegen een veroordeling in de proceskosten.
3. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,-;
  • draag verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.