ECLI:NL:RBDHA:2022:1522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.16771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid met betrekking tot geloofwaardigheid van relaas en samenwerkingsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Indiase nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag had ingediend op 7 oktober 2021. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in de enkelvoudige kamer en de eiser was bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G.T. Cambier. De rechtbank heeft de zaak op 9 februari 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was en een tolk, V. Sharma, werd ingeschakeld.

De eiser voerde aan dat hij problemen had met dorpsgenoten in India, die grond van zijn vader hadden ingenomen en hem en zijn vader mishandeld hadden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig achtte, maar dat de problemen met de dorpsgenoten niet geloofwaardig waren, omdat de verklaringen van de eiser summier en inconsistent waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zijn samenwerkingsplicht niet had geschonden en dat de documenten die de eiser in beroep had overgelegd, niet bijdroegen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.

De rechtbank verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de omstandigheden van de andere vreemdelingen met wie de eiser had gereisd, niet vergelijkbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw had ontdaan van zijn paspoort, wat bijdroeg aan de afwijzing van de asielaanvraag. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16771

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 24 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16772, op 9 februari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Sharma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 1992 en bezit de Indiase nationaliteit. Op 7 oktober 2021 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Een stuk grond van eisers vader is ingenomen door twee dorpsgenoten met veel macht, genaamd [Naam 2] en [Naam 3]. De vader van eiser werd uitgelachen en mishandeld door deze personen. In 2017 is eisers vader overleden door een herseninfarct dat is ontstaan door de martelingen. Eiser werd ook geslagen en psychisch mishandeld door de twee dorpsgenoten. In 2019 is eiser voor het laatst door deze personen mishandeld. Verder heeft eiser deelgenomen aan de boerenprotesten. Hij vreest daarom voor de Indiase autoriteiten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. [1] De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder geloofwaardig geacht evenals het overlijden van eisers vader middels een natuurlijke dood. Ook eisers deelname aan de boerenprotesten acht verweerder geloofwaardig, maar niet aannemelijk is dat eiser om deze reden door de Indiase autoriteiten wordt gezocht. Tot slot acht verweerder de problemen met de twee dorpsbewoners niet geloofwaardig, omdat eiser hierover summier, onduidelijk en inconsistent heeft verklaard.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeel als volgt.
Samenwerkingsplicht en verzoek om aanhouding
5. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan de samenwerkingsplicht door hem niet de gelegenheid te bieden documenten te vergaren die zijn relaas onderbouwen en de in beroep overgelegde stukken niet te onderzoeken. Ter zitting heeft eiser een verzoek om aanhouding gedaan, omdat hij op zeer korte termijn originele documenten ontvangt die door verweerder dienen te worden onderzocht.
6. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn samenwerkingsplicht heeft geschonden. Verweerder heeft aan de samenwerkingsplicht voldaan door een medisch onderzoek aan te bieden, eiser te horen over zijn asielrelaas en hem in staat te stellen een zienswijze uit te brengen naar aanleiding van het voornemen. De samenwerkingsplicht maakt niet dat verweerder de asielprocedure moest aanhouden in afwachting van stukken die eiser mogelijk kan vergaren. De documenten die eiser in beroep heeft overgelegd – de overlijdensakte van zijn vader, een verklaring van het ziekenhuis, een aantal brieven over een rechtbankprocedure in India en een krantenartikel – heeft verweerder laten onderzoeken door Bureau Documenten op authenticiteit. Verweerder heeft daarmee voldaan aan zijn onderzoeksplicht.
7. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om eisers verzoek om aanhouding toe te wijzen. Twee dagen voorafgaand aan de zitting heeft eiser kopieën van de volgende documenten overgelegd: een Indiaas krantenbericht, een foto en Engelstalige stukken die dateren van juli en september 2021 met betrekking tot een gerechtelijke procedure. Ter zitting heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen reden bestaat om het krantenbericht en de foto te laten onderzoeken, omdat reeds geloofwaardig is geacht dat eiser heeft deelgenomen aan de massale boerenprotesten. Verder heeft verweerder het standpunt ingenomen dat uit de stukken over de gerechtelijke procedure blijkt dat eiser als gedaagde partij betrokken is bij een grondconflict met de twee dorpsbewoners en dat de inhoud van deze stukken verschilt van eisers verklaringen. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat deze stukken niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas en daarom niet hoeven te worden onderzocht.
Gelijkheidsbeginsel
8. Eiser voert aan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft
gehandeld. Eisers aanvraag is namelijk in de grensprocedure behandeld en aan hem is tegengeworpen dat hij zich waarschijnlijk te kwader trouw heeft ontdaan van zijn paspoort, terwijl dit niet is tegengeworpen aan de twee vreemdelingen met wie eiser heeft gereisd en hun asielaanvragen in de verlengde asielprocedure worden behandeld.
9. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de v-nummers kenbaar gemaakt van de twee vreemdelingen met wie eiser heeft gereisd. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de relazen van die vreemdelingen anders zijn dan het relaas van eiser. Gelet hierop zijn deze zaken onvoldoende vergelijkbaar met de zaak van eiser. Voorts is gebleken dat de asielprocedures van de twee vreemdelingen nog niet zijn afgerond. De omstandigheid dat de zaken van deze vreemdelingen worden behandeld in de verlengde asielprocedure betekent niet dat hun asielaanvragen niet als kennelijk ongegrond zouden kunnen worden afgewezen vanwege het waarschijnlijk te kwader trouw ontdoen van het paspoort.
Medisch onderzoek en advies
10. Ter zitting heeft eiser de beroepsgrond laten vallen dat verweerder ten onrechte geen forensisch medisch onderzoek heeft laten verrichten.
11. Eiser voert verder aan dat tijdens het gehoor wel rekening is gehouden met het medisch advies van MediFirst, maar niet tijdens de besluitvorming. Ten onrechte is volgens eiser tegengeworpen dat hij tijdens het gehoor een verkeerd jaartal heeft genoemd nu eiser geen data kan reproduceren.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het medisch advies van MediFirst. MediFirst heeft geconcludeerd dat eiser moeite heeft met het plaatsen van exacte data door vermoeidheid en spanningen, dat hij emotioneel kan reageren en een verkorte concentratie heeft. Geadviseerd is om eiser meer tijd te geven om data te achterhalen en deze anders bij benadering uit te vragen, eiser regelmatig een pauze aan te bieden en hem korte en gerichte vragen te stellen. Het advies van MediFirst heeft, zoals eiser ook heeft opgemerkt, zowel betrekking op het horen als op het beslissen. Niet in geschil is dat met deze adviezen rekening is gehouden tijdens het gehoor. Het advies van MediFirst staat er niet aan in de weg dat in het bestreden besluit summiere en onvoldoende verklaringen aan eiser mochten worden tegengeworpen. Aan eiser zijn geen verklaringen over exacte data tegengeworpen, zoals verweerder ook ter zitting heeft opgemerkt. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het jaar waarin een incident met de dorpsbewoners zou hebben plaatsgevonden, nu eiser namelijk enerzijds heeft verklaard dat dit incident in 2019 heeft plaatsgevonden en anderzijds dat dit in 2015 heeft plaatsgevonden. [2] Deze jaartallen verschillen dusdanig dat dit door verweerder tegengeworpen mocht worden. Dat eiser dit heeft gecorrigeerd middels de correcties en aanvullingen heeft verweerder ook niet hoeven volgen, nu het verschil in tijd groot is en bij de correctie geen uitleg is gegeven.
Problemen met twee dorpsbewoners
13. Eiser voert aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat macht en grond aan
elkaar zijn gerelateerd en dat hij dit daarom niet hoeft te bewijzen. Eiser wijst daarbij op de boerenprotesten, die volgens hem draaiden om macht en grondbezit.
14. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de dorpsbewoners [Naam 2] en [Naam 3] veel macht bezitten en connecties met (hogere) Indiase autoriteiten zouden hebben. Verweerder heeft van eiser mogen verlangen dat hij de stelling dat grondbezit in India hetzelfde is als macht bezitten onderbouwt met stukken of een verwijzing naar bronnen. De enkele stelling dat de boerenprotesten ook om macht draaiden, is onvoldoende. Daarbij komt dat eiser in beroep stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat eiser gedaagde partij is in een gerechtelijke procedure over het grondconflict. Dat over het grondconflict een procedure bij de rechtbank aanhangig is, duidt er niet op dat eiser bij terugkeer het risico loopt om in een met artikel 3 van het EVRM [3] strijdige situatie terecht te komen.
15. De door eiser in beroep overgelegde en door Bureau Documenten onderzochte documenten leiden voorts niet tot het oordeel dat verweerder ten onrechte de problemen met de dorpsgenoten ongeloofwaardig heeft geacht. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de documenten. Verweerder heeft het daarbij niet gelaten en zich ook uitgelaten over de inhoud van deze documenten. Over de overlijdensakte en medische verklaring ten aanzien van eisers vader heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat hieruit niet blijkt wat de doodsoorzaak is van eisers vader en dat verweerder daarom bij de conclusie blijft dat eisers vader middels een natuurlijke dood is gestorven. Ook heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat de naam van eiser in geen van de door hem overgelegde juridische documenten, brieven of krantenartikel wordt genoemd. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat deze documenten de gestelde bedreigingen en mishandelingen nog altijd niet aannemelijk maken.
Bescherming vanwege deelname aan boerenprotesten
16. Eiser voert aan dat India niet langer wordt aangemerkt als een veilig land van herkomst. Het is niet duidelijk of deelnemers aan de boerenprotesten worden beschermd in India.
17. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat het niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Indiase autoriteiten vanwege zijn deelname aan de boerenprotesten. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat het karakter van de boerenprotesten massaal was en dat eiser slechts een kleine rol heeft gehad tijdens deze protesten. Eiser heeft dit in beroep niet betwist. Nu de negatieve belangstelling van de autoriteiten niet aannemelijk is, heeft verweerder terecht niet onderzocht of deelnemers aan de boerenprotesten worden beschermd door de Indiase (hogere) autoriteiten.
Kennelijk ongegrond
18. Eiser voert tot slot aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft
gesteld dat eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw heeft ontdaan van zijn paspoort en om die reden ook ten onrechte zijn aanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
19. Voor toepassing artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw hoeft niet vast te staan dat een vreemdeling een identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, maar dit moet waarschijnlijk zijn. [4] Verweerder heeft zich in dit geval niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw heeft ontdaan van zijn paspoort. Eiser stelt zijn paspoort en andere documenten op de luchthaven Schiphol te hebben afgegeven aan een persoon die werkzaam was voor eisers reisagent. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij zich direct bij zijn inreis meldt bij de Nederlandse autoriteiten om een asielaanvraag in te dienen. Nu eiser na aankomst in Nederland zich heeft ontdaan van zijn paspoort, heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser waarschijnlijk te kwader trouw heeft gehandeld. Dat eiser op het moment dat hij zijn paspoort heeft afgegeven nog niet de Nederlandse grens zou zijn overgegaan, zoals ter zitting is betoogd, doet hier niets aan af. Immers heeft eiser op die locatie ook zijn wens om een asielaanvraag in te dienen kenbaar kunnen maken, waardoor eiser op dat moment geen reden meer had om mee te werken aan verzoeken van personen namens de reisagent.
Conclusie
20. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Het beroep is ongegrond.
21. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rapport nader gehoor, pagina 17.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1022.