ECLI:NL:RBDHA:2022:15302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan geloofwaardigheid en illegaal verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Mexicaanse nationaliteit, heeft op 20 juli 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij problemen heeft ondervonden met een kartel onder leiding van [A]. Eiser heeft 11 jaar illegaal in Nederland verbleven voordat hij asiel aanvroeg, wat door verweerder als een belangrijke factor werd gezien die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn situatie en de naam van het kartel. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat het illegale verblijf en het niet tijdig indienen van de asielaanvraag de geloofwaardigheid van eiser ondermijnen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij onder medische behandeling staat, wat zijn verzoek om uitstel van vertrek niet kon onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20119

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser

V-nummer: [V Nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cavero. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1973 en heeft de Mexicaanse nationaliteit.
Eiser heeft op 20 juli 2021 zijn asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij is gevraagd om te werken voor het kartel van [A] . Toen eiser dit weigerde is hij meegenomen en gemarteld. Daarna heeft eiser beloofd voor hen te werken en de koelwagen aan het kartel te geven. Vervolgens is eiser ondergedoken en gevlucht. Eiser vreest bij terugkeer te worden gemarteld en vermoord door het kartel.

Het bestreden besluit

3. Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat eiser in 2008 Nederland is ingereisd en pas in 2021 asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft 11 jaar illegaal in Nederland verbleven en volgens verweerder doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid voor de noodzaak tot asielrechtelijke bescherming. Van eiser mag worden verwacht dat hij bij het eerste land binnen het Schengengebied direct asiel zou aanvragen.
Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser verder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met [A] , leider van [naam kartel 1] .
Verweerder acht het eerste relevante element geloofwaardig. Het tweede relevante element acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de naam van het kartel. Van eiser mag redelijkerwijs worden verwacht dat hij eenduidig kan verklaren over het kartel waar hij problemen mee heeft ondervonden aangezien de problemen met het kartel de hoofdoorzaak zijn dat eiser is gevlucht. Dat eiser bepaalde dingen door het tijdsverloop niet kan herinneren, is volgens verweerder onvoldoende. Bovendien mag van eiser worden verwacht meer inzichtelijk te verklaren over de problemen dan enkel zijn vermoedens te uiten. Verder stelt verweerder dat eiser ongerijmd en inconsequent heeft verklaard over zijn werkzaamheden en de wijze waarop hij is benaderd en bedreigd door het kartel. Eiser maakt niet inzichtelijk waarom hij is aangesproken over de koelwagen, terwijl deze aan zijn vader toebehoorde. Ook heeft eiser summier en vaag verklaard over wanneer hij voor het laatst is bedreigd.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat het eerste relevante element niet te herleiden is tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en er geen reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bovendien voldoet eiser niet aan de voorwaarden genoemd in paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) zodat er geen uitstel van vertrek aan hem wordt verleend. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij onder behandeling staat bij een dokter in Nederland. Tot slot heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd van twee jaar. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze termijn op grond van bijzondere omstandigheden onredelijk zwaar is.
Tijdstip aanvraag
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij zijn aanvraag niet tijdig en direct na binnenkomst in Nederland heeft ingediend. Eiser verblijft liever illegaal in Nederland, dan het risico te lopen te worden teruggestuurd naar een land waar hij zijn leven niet zeker is. Verweerder miskent dat eiser in Nederland veilig is voor [A] , ook al verblijft hij illegaal. Hiermee heeft eiser het doel van zijn vlucht al bereikt. Het illegale verblijf heeft hij op de koop toe genomen en dat is de prijs die eiser betaalde om uit de greep van [A] te kunnen blijven.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat het illegale verblijf en het niet direct indienen van een asielaanvraag afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd door enerzijds te verklaren dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid van het aanvragen van asiel en door anderzijds te verklaren dat hij bang was dat hij zou worden teruggestuurd naar Mexico. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat niet aannemelijk is dat eiser geen kennis had van de mogelijkheid van het aanvragen van asiel aangezien eiser heeft verklaard dat hij heeft gezocht naar mogelijkheden om hier in Nederland te verblijven bijvoorbeeld door te trouwen met een Nederlands staatsburger. Daarbij heeft verweerder ook mogen betrekken dat eiser ook nadat hij naar zijn zeggen in 2019 in Spanje bekend werd met de mogelijkheid om asiel aan te vragen, pas in 2021 een asielaanvraag heeft ingediend. Gelet hierop heeft verweerder mogen stellen dat de redenen die eiser heeft aangevoerd niet verschoonbaar zijn en dat het illegale verblijf afbreuk doet aan de gestelde noodzaak tot bescherming. Verweerder heeft tegen deze achtergrond de rest van het asielrelaas van eiser mogen beoordelen.
Problemen met [A] , leider van [naam kartel 1]
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen met [A] ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt dat vanwege het lange tijdsverloop de tegenstrijdigheden niet kunnen leiden tot ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Ook stelt eiser dat hij zich niet baseert op vermoedens, maar weinig anders kan doen dan speculeren over de betreffende onderwerpen. Het zijn namelijk punten over het handelen van het kartel dan wel [A] . Eiser weet niet waarom de leden dachten dat de vrachtwagen van hem was en waarom hij benaderd is. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser de naam van het huidige kartel noemt. Eiser vreest namelijk voor het kartel zodat het logisch is waarom hij deze naam noemt. Daarbij is van belang dat eiser in de negatieve belangstelling stond van [A] . Dat is ook de reden van zijn vlucht. Dat eiser zich heeft vergist in de naam van het kartel doet derhalve geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Verder is het eiser niet duidelijk waarom zijn verklaringen over de bedreigingen vaag zijn. Na de dood van [B] in 2011 heeft eiser niets meer vernomen over de bedreigingen. Dat eiser niet de exacte datum weet te benoemen is gezien het lange tijdsverloop redelijk. Bovendien is het na 11 jaar niet meer relevant.
7. De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit verweerder niet meer tegenwerpt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt of hij nu wel of niet een persoonlijke vete heeft gehad met [A] . Verweerder werpt nog wel tegen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over de naam van het kartel. De rechtbank volgt verweerder dat eiser nadrukkelijk heeft verklaard dat hij in 2008 problemen kreeg met [A] van het [naam kartel 1] en dat het kartel al zo heette toen hij problemen met hen kreeg. Dat eiser later – nadat hij werd geconfronteerd door verweerder – heeft verklaard dat hij door het lange tijdsverloop zich heeft vergist in de naam van het kartel en dat het ‘ [naam kartel 2] ’ heette, heeft verweerder niet verschoonbaar mogen vinden. Dat eiser zulke details door het lange tijdsverloop niet meer kan herinneren komt voor zijn rekening en risico. Van eiser mag immers worden verwacht eenduidig te verklaren over de naam van het kartel waar hij problemen mee heeft gehad. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat de naam van het kartel niet een onbelangrijk detail is. Dat het kernprobleem van eiser met [A] is, maakt het voorgaande niet anders aangezien de problemen met het kartel ook de kern raken van zijn asielrelaas.
8. De rechtbank volgt verweerder verder in zijn standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over de wijze waarop hij is benaderd en bedreigd door het kartel. Verweerder stelt terecht dat eiser heeft verklaard dat het kartel de hele regio onder controle had en dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het kartel hem heeft aangesproken terwijl zijn vader de eigenaar was van de koelwagen. Dat eiser de reden waarom hij is aangesproken niet weet en dat hij denkt dat het kartel hem heeft aangesproken omdat hij drie maanden met de chauffeur heeft meegereden, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Het ligt namelijk op de weg van eiser om uitgebreid en duidelijk over zijn asielrelaas te verklaren. Ten aanzien van de laatste bedreiging volgt de rechtbank de beredenering van verweerder dat niet valt in te zien waarom eiser niet eenduidig kan verklaren over de laatste keer dat hij is bedreigd. Op de vraag wanneer eiser voor het laatst is bedreigd antwoordt eiser dat de kartelleden tegen [B] bleven zeggen dat zij hem zouden vermoorden als hij zou terugkeren en dat [B] in 2011 is overleden. Eiser heeft verder verklaard dat hij na 2011 niets meer heeft gehoord van het kartel terwijl hij ook heeft verklaard dat hij halverwege 2013 contact had met [C] die hem dingen vertelde over [A] . De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser hierover vaag heeft verklaard en dat van eiser verwacht mag worden eenduidig, consequent en duidelijk te verklaren.
Uitstel van vertrek
9. Ten aanzien van het standpunt dat verweerder uitstel van vertrek had moeten verlenen, voert eiser aan dat hij onbetwist heeft gesteld dat hij in Spanje een medische behandeling heeft ondergaan. Eiser heeft foto’s overgelegd van de door hem gebruikte medicatie. Hieruit blijkt volgens hem voldoende dat hij onder medische behandeling staat. Gelet hierop heeft verweerder dan ook nader onderzoek naar de medische problemen van eiser moeten verrichten, aldus eiser.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder medische behandeling staat. Eiser heeft op geen enkele manier onderbouwd waarom hem vanwege medische redenen uitstel van vertrek moet worden verleend. Het enkel noemen en overleggen van foto’s van medicatie die hij slikt is daartoe onvoldoende. Dat eiser in Spanje onder behandeling was van een arts, betekent niet dat hij nu in Nederland onder behandeling is. Bovendien heeft eiser geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in Nederland onder behandeling staat van een arts. Eiser heeft aangekondigd dat hij in afwachting is van zijn medisch dossier. Niet valt in te zien waarom eiser dit niet heeft overgelegd en in beroep ook geen bewijsstukken heeft overgelegd die zijn standpunt onderbouwen. Verweerder heeft aldus kunnen afzien van het doen laten verrichten van nader onderzoek naar de medische problemen van eiser door middel van het vragen van een advies aan het BMA, gelet op het summiere bewijs dat is overgelegd. Het lag immers in eerste instantie op de weg van eiser om medische gegevens en bewijs aan te dragen. Dit heeft eiser niet, althans onvoldoende gedaan.
Inreisverbod
11. Eiser voert verder aan dat het bestreden besluit niet op een zorgvuldige wijze is gemotiveerd. Volgens eiser wordt de duur van een inreisverbod, gelet op artikel 12, tweede lid van de Terugkeerrichtlijn, bepaald volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval. Eiser meent dat aan hem een inreisverbod voor een kortere duur opgelegd had moeten worden. Volgens hem is de enkele verwijzing van verweerder naar artikel 66a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet voldoende en moest verweerder een deugdelijke belangenafweging maken. Ook blijkt uit artikel 11, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn dat lidstaten in individuele gevallen om humanitaire of andere redenen afzien van het opleggen van een inreisverbod, dan wel het verbod intrekken of schorsen. Volgens eiser heeft verweerder niet gemotiveerd waarom hij niet heeft afgezien van het opleggen van een inreisverbod om humanitaire gronden dan wel om medische redenen.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte een inreisverbod heeft opgelegd. Uit vaste jurisprudentie van de ABRvS [1] volgt dat het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar niet in strijd is met de Terugkeerrichtlijn, behoudens het geval dat zich omstandigheden als bedoeld in het tweede tot en met zesde lid van artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) dan wel bijzondere individuele omstandigheden voordoen. Deze bijzondere individuele omstandigheden dienen door de vreemdeling te worden aangevoerd en nader te worden onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is dat er zich omstandigheden voordoen als bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid van artikel 6.5a van het Vb. Als een vreemdeling daarnaast geen individuele omstandigheden aanvoert op grond waarvan de duur, in dit geval, verkort zou moeten worden, dan mag verweerder een inreisverbod voor de duur van twee jaar opleggen zonder dit nader te motiveren. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser geen bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat afgeweken dient te worden van de voorgenomen duur van het inreisverbod. Het lange verblijf van eiser heeft verweerder niet hoeven aan te merken als een bijzondere omstandigheid om af te zien van het inreisverbod. Ten aanzien van het standpunt dat verweerder moet afzien van het inreisverbod vanwege de medische situatie van eiser overweegt de rechtbank dat verweerder deze ook niet als een bijzondere omstandigheid heeft mogen aanmerken. Zoals in rechtsoverweging 10 is overwogen, heeft eiser zijn medische situatie niet, althans onvoldoende concreet gemaakt. De stelling van eiser ter zitting dat hij in Spanje in het ziekenhuis heeft gelegen maakt het voorgaande niet anders. Eiser heeft namelijk in 2018 in Spanje in het ziekenhuis gelegen. Dit is alweer enige tijd geleden en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in voorkomend geval niet elders buiten het Schengengebied terecht kan voor zijn medische klachten.
Conclusie
14. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 15 juni 2012 r.o. 2.3.5.(ECLI:NL:RVS:2012:BW9112).