ECLI:NL:RBDHA:2022:15316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
20/6085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door L. Schravesande. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar deze werd per 22 november 2019 beëindigd door het Uwv. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 22 september 2021 en later op 17 november 2022, waarbij een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige werd benoemd. De deskundige concludeerde dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was, maar dat er wel sprake was van beperkingen in haar functioneren. De rechtbank heeft de rapporten van de deskundige en de verzekeringsartsen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de beëindiging van de ZW-uitkering op goede gronden was gebaseerd. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de medische beoordelingen onjuist waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)verweerder
(gemachtigde: L. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 21 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) ontving per 22 november 2019 beëindigd.
In het besluit van 10 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2021 door middel van Skype op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere reactie op het verslag van bureau Kristal van 9 september 2021 te vragen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
Op 27 september 2021 heeft de rechtbank een nader rapport van de verzekeringsarts b&b ontvangen. Eiseres heeft hierop gereageerd, hetgeen weer tot een reactie van verweerder heeft geleid.
De rechtbank heeft vervolgens een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige benoemd.
Op 18 maart 2022 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
Bij brief van 10 mei 2022 heeft verweerder op het rapport gereageerd.
Bij brief van 22 juni 2022 heeft eiseres hierop gereageerd.
Eiseres heeft om een nadere zitting gevraagd. Deze zitting heeft fysiek plaatsgevonden op 17 november 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door L. Schravesande. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als inpakster voor 30 uur per week. Zij heeft zich op 25 oktober 2018 ziekgemeld. Per 16 november 2018 is aan haar een ZW-uitkering toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek bij eiseres verricht. Op basis van deze onderzoeken heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarop is haar uitkering per 22 december 2019 beëindigd in het primaire besluit.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Aan deze besluitvorming heeft verweerder de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd.
3. Eiseres voert aan dat haar fysieke klachten niet serieus zijn genomen en dat haar psychische klachten onder andere ten gevolge van een autismestoornis zijn genegeerd door verweerder. Er is ook niet gewacht op de uitkomst van een psychisch onderzoekstraject dat liep tijdens de bezwaarfase. Haar echte problemen worden pas zichtbaar tijdens een langdurig contact, zoals in een werksituatie. De duur van het spreekuur is daarvoor te kort. Er is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Ter onderbouwing heeft eiseres medische gegevens overgelegd. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.2.
De primaire arts heeft dossierstudie verricht en eiseres op het spreekuur van 28 oktober 2019 gezien. Zij is toen lichamelijk en psychisch onderzocht. De bevindingen van het medisch onderzoek zijn neergelegd in een rapport van dezelfde datum, gecontrasigneerd door een verzekeringsarts. Volgens de primaire arts is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Bij het onderzoek kwamen aanwijzingen naar voren die passen bij het gestelde medisch beeld. Het is plausibel dat er sprake is van beperkingen ten aanzien van stressvolle werkomstandigheden, het omgaan met emoties en kniebelastend werk. De primaire arts acht eiseres mogelijk geschikt tot het verrichten van haar arbeid en laat dit ter beoordeling aan de primaire arbeidsdeskundige. De benutbare mogelijkheden van eiseres zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 november 2019.
5.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 16 juli 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens en het verslag van de hoorzitting bestudeerd. Daarnaast heeft hij aanvullende informatie van de behandelend sector gezien en eiseres op spreekuur gezien. Hij maakt melding van een KNO-aandoening en hoofdpijn in het voorhoofd, Dit leidt echter niet tot aanpassing van de FML, omdat niet aanwijsbaar is van welke bezigheden eiseres zich consequent dient te onthouden vanwege hoofdpijn. Ook op psychisch vlak ziet hij geen aanleiding tot extra beperkingen. Naar zijn mening volgen die niet uit de aanvullende informatie van bureau Kristal. De daarin vermelde persoonlijkheidsdiagnose komt overeen met de beschrijving van de primaire arts. Hij kan zich dan ook verenigen met de opgestelde FML.
5.4.
Naar aanleiding van de in beroep ingebrachte medische gegevens heeft de verzekeringsarts b&b op 19 januari 2021 een aanvullend rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b wijst op het verschil tussen de behandelend sector en een verzekeringsgeneeskundige keuring. Het stellen en herleiden van diagnosen heeft niet dezelfde sturende rol als bij de behandelend sector. Bij de verzekeringsgeneeskundige keuring gaat het over wat eiseres kan en wat zij niet kan. Daarin zit er tussen de informatie van de GGZ en de visie van de primaire arts weinig tot geen verschil. Eiseres heeft voldoende cognitieve mogelijkheden, maar schiet tekort in de sociale omgang. Zij verliest aandacht als er geen structuur is en zoekt geen contact. Op zich is dat zorgelijk, maar de verzekeringsarts b&b acht het tegelijkertijd een krachtig motief om niet uit te gaan van een verdergaande beperktheid dan hij aanwezig acht. Om deze reden kan de verzekeringsarts b&b de primaire arts onverminderd volgen in de op psychosociaal niveau aangegeven beperkingen. Eiseres is inzetbaar als haar werk hieraan voldoet. Het onderzoeksrapport van de GGZ wijst niet op iets anders en vormt dus geen aanleiding om het medisch oordeel te herzien. Het beschikbaar zijn van een verklarende diagnose verandert de feitelijke mogelijkheden van eiseres niet.
5.5.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een reactie van de verzekeringsarts b&b te vragen op het verslag van bureau Kristal. De verzekeringsarts b&b heeft op 24 september 2021 een aanvullend rapport uitgebracht. Hij begrijpt dat bij eiseres zich meer dan één of enkele symptomen voordoen. Dat wil echter niet zeggen dat bij ieder symptoom en diagnose een vaste lijst van beperkingen aan de orde is. Eiseres heeft geen informatie ingebracht die de verzekeringsarts b&b doet twijfelen aan de medische schatting.
5.6.
Eiseres betoogt in haar reactie dat de verzekeringsarts b&b niet ingaat op de opmerkingen die Kristal in haar rapport over het (dis)functioneren van eiseres maakt. Zij herhaalt haar verzoek om een deskundige te benoemen.
6.1.
Gezien het geschil tussen partijen over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding heeft de rechtbank aanleiding gezien om een verzekeringsarts als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft daartoe N.P. Wildenborg aangezocht. Daarbij heeft de rechtbank de deskundige verzocht gemotiveerd antwoord te geven op (onder andere) de vraag of de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding juist is vastgesteld.
6.2.
De deskundige heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 31 januari 2022 medisch onderzocht. Op 18 maart 2022 heeft de deskundige een rapport uitgebracht. Er is sprake van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en persoonlijkheidsproblematiek/stoornis met kenmerken vanuit verschillende clusters (ABC). Eiseres heeft behandeling gevolgd bij de psycholoog en psychiater, maar cognitieve herstructurering leek niet haalbaar gezien de rigiditeit van haar gedachtenpatroon. De huidige medische situatie is ten opzichte van de datum in geding hetzelfde in te schatten. De deskundige acht eiseres niet volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Er is dus terecht een FML opgesteld. Omdat het verhaal van eiseres consistent en plausibel is, is er volgens de deskundige wel sprake van objectivering van haar beperkingen. De deskundige ziet daarom reden om aanvullende beperkingen aan te nemen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Voor het aannemen van aanvullende beperkingen in het dynamische en statische functioneren bestaat geen aanleiding. De deskundige merkt op dat eiseres vermoeidheidsklachten ervaart wanneer zij veelvuldig aangesproken wordt op haar medische beperkingen. Als daar echter rekening mee gehouden wordt, is er geen aanleiding voor een urenbeperking.
6.3.
Bij brief van 10 mei 2022 heeft verweerder gereageerd op het rapport van de deskundige. De verzekeringsarts b&b heeft overeenkomstig de adviezen in het rapport van de deskundige de FML aangepast. Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b opnieuw gekeken of eiseres meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Naar het oordeel van de arbeidsdeskundige b&b is eiseres ook met de aanvullend gestelde beperkingen geschikt voor zowel de maatmanfunctie als voor de eerder geduide functies, zoals al eerder in het arbeidsdeskundige rapport van 3 augustus 2020 was geconcludeerd. Zij kan derhalve nog steeds meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
6.4.
In haar reactie op het deskundigenrapport bestrijdt eiseres dat er geen medische indicatie is voor een urenbeperking. Volgens haar heeft de deskundige verzuimd de duurbelastbaarheid in te schatten waarboven ziekteverschijnselen optreden of verergeren. Daarnaast heeft de deskundige de prikkelverwerkingsproblematiek, het zeer rigide denkpatroon, de psychotische kwetsbaarheid en de als gevolg daarvan oplopende stress bij het ‘moeten’, onvoldoende in samenhang bezien en heeft de grote impact daarvan op de duurbelastbaarheid in werk grotendeels miskend. Tot slot verwijst zij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juni 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1478).
6.5.
Volgens vaste rechtspraak dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
6.6.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om van het oordeel van de deskundige af te wijken. De rechtbank overweegt daartoe dat zij het onderzoek van de deskundige zorgvuldig en volledig acht. De deskundige heeft eiseres gesproken en onderzocht en alle klachten alsook het medisch dossier van eiseres in kaart gebracht. De deskundige heeft voldoende duidelijk gemotiveerd waarom zij geen urenbeperking aanneemt. Eiseres heeft haar betoog dat dit anders ligt niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank ziet in haar betoog daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenrapport. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond om de deskundige niet te volgen in diens conclusies.
6.7.
Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op de uitspraak van de CRvB van 29 juni 2022, overweegt de rechtbank dat de overwegingen van deze uitspraak niet zonder meer van toepassing zijn op eiseres. In de uitspraak is er namelijk sprake van ASS met een mate van ernst niveau 2-3. Bij eiseres is een mate van ernst niet vastgesteld. Ook was er in bovenstaande uitspraak sprake van een nadien vastgestelde diagnose ASS, waar deze diagnose in het geval van eiseres al bekend was en hier door de (verzekerings)artsen en de deskundige rekening mee is gehouden bij hun beoordeling van de beperkingen van eiseres. De rechtbank wijst er verder op dat de door haar benoemde deskundige in tegenstelling tot de deskundige in de uitspraak niet tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een urenbeperking. De door eiseres aangehaalde uitspraak is dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
7.1.
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de door verweerder aangepaste FML in het rapport van 4 mei 2022 geconcludeerd dat eiseres nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
7.2.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor haar eigen werk of voor de geduide functies. Eiseres heeft hier geen arbeidskundige gronden tegen aangevoerd.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 22 december 2019 heeft beëindigd.
9. Het beroep is daarom ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.