ECLI:NL:RBDHA:2022:15340
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 6 december 2022.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in de behandeling van zijn asielaanvraag in Polen en dat hij vreest voor detentie. De rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie zo bijzonder is dat de Staatssecretaris zijn aanvraag in behandeling had moeten nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat er sprake is van onevenredige hardheid bij de overdracht naar Polen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.