ECLI:NL:RBDHA:2022:15340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.23651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 6 december 2022.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in de behandeling van zijn asielaanvraag in Polen en dat hij vreest voor detentie. De rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie zo bijzonder is dat de Staatssecretaris zijn aanvraag in behandeling had moeten nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat er sprake is van onevenredige hardheid bij de overdracht naar Polen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23651
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.23652, op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Cheiboukh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel en risico op detentie
2. Eiser voert aan dat hij geen vertrouwen heeft dat Polen hem conform de Europese richtlijnen zal behandelen en hij heeft ook geen vertrouwen dat sprake is van een effectief rechtsmiddel. Polen luistert daarnaast niet naar de Europese Commissie, daarom kan ook niet van ze worden verwacht dat ze in lijn met de Europese richtlijnen zullen handelen ten
aanzien van eiser. Hierbij wordt verwezen naar de Third Party Intervention in R.A. v. Poland1, over de omstandigheden aan de grens van Polen en Belarus. Verder verwijst eiser naar het AIDA-rapport van Polen, update 2021, het rapport van Amnesty International van 11 april 2022, het Country Report on Human Rights Practices, Poland van 30 maart 2021 en het rapport van Vluchtelingenwerk Nederland 'Veelgestelde Vragen over Polen Dublinterugkeerders van 20 juli 2021. Hieruit volgt volgens eiser dat hij risico loopt om gedetineerd te worden en dat hij geen effectief rechtsmiddel heeft in Polen. Eiser vreest dat hij zonder beoordeling van zijn verzoek om internationale bescherming zal worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. Eiser heeft verzocht om aanhouding van zijn zaak totdat uitspraak is gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 1 september 20222, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in die zaak vragen heeft gesteld aan verweerder over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen.3
3. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af nu de zaak in eerste aanleg behandeld kan worden en het eiser vrij staat om tegen de uitspraak in eerste aanleg in hoger beroep te gaan.
4. Het algemene uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in een uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 20224 geoordeeld dat ten aanzien van Polen in zijn algemeenheid nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Dit is ook geoordeeld in de uitspraak van de meervoudige kamer van diezelfde zittingsplaats van 1 juli 20225. In deze uitspraken is het rapport 'veelgestelde vragen over Polen Dublinterugkeerders’ van VluchtelingenWerk Nederland van 20 juli 2021 meegenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak hierover anders te oordelen. Het AIDA- rapport van Polen, update 2021, pagina’s 90-91, geeft geen wezenlijk ander beeld dan het AIDA-rapport van Polen, update 2020 (pagina 75) dat is meegenomen in de voormelde uitspraken. Het rapport van Amnesty International van 11 april 2022 gaat over derdelanders die in Polen asiel aanvragen en niet over Dublinterugkeerders. Niet is gebleken dat Dublinterugkeerders, zoals eiser, zonder meer en systematisch in detentie worden geplaatst. Het Country Report on Human Rights Practices, Poland van 30 maart 2021 gaat, ten aanzien van migranten, voornamelijk over de situatie aan de grens met Belarus. Uit dit rapport is
niet gebleken dat Dublinterugkeerders, zoals eiser, systematisch in detentie worden geplaatst. Ook is uit de informatie voornoemd niet gebleken dat Dublinterugkeerders obstakels ervaren bij het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure. Voorts volgt uit het Country Report on Human Rights Practices, Poland van 30 maart 2021 niet dat Polen zich richting derdelanders schuldig maakt aan refoulement. Eiser heeft verder in Polen geen asiel aangevraagd, waardoor hij geen eigen ervaringen heeft met de asielprocedure en de opvang. Ook heeft eiser in zijn aanmeldgehoor verklaard dat hij geen bezwaren heeft tegen een
1. Application no. 42120/21, March 2022.
3 Zaaknummer 202205283/1/ V3.
terugkeer naar Polen, behalve dat hij graag in Nederland zou willen blijven. Met de aangehaalde rapporten en zijn persoonlijke relaas heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden ten aanzien van Polen. Daarbij komt dat de Poolse autoriteiten het verzoek om overname van eiser hebben geaccepteerd, waarmee zij verantwoordelijk zijn geworden voor de behandeling van zijn asielaanvraag met inachtneming van de internationale verdragen en richtlijnen. Uit vaste rechtspraak volgt dat eiser zijn klachten bij voorkomende problemen moet indienen bij de autoriteiten van Polen. Er is niet gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat. Er bestaat immers geen aanleiding voor het oordeel dat eiser, vanwege de zorgelijke situatie waarin de Poolse rechtspraak verkeert in combinatie met eisers individuele omstandigheden, geen eerlijke behandeling door een onpartijdig gerecht van zijn zaak te wachten staat als hij een rechtsmiddel wil aanwenden. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
6. Eiser voert aan dat voornoemde omstandigheden voor verweerder reden hadden moeten zijn om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken. Daarnaast voert eiser aan dat maag/darmklachten heeft, waarvoor hij medicatie krijgt. Ter onderbouwing heeft eiser ook zijn patiëntdossier overgelegd. Ook is eiser angstig bij het vooruitzicht op een eventuele overdracht, om wat hij daar heeft gezien en maakt eiser op de gemachtigde van eiser een kwetsbare indruk.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden van eiser zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. Voor zijn medische problemen kan eiser in Polen medische zorg krijgen. Niet is gebleken dat Nederland het aangewezen land is om deze zorg aan hem te verlenen of dat de benodigde zorg in Polen niet beschikbaar is. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van onevenredige hardheid zou getuigen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.