ECLI:NL:RBDHA:2022:9028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
NL22.15316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Belarussische nationaliteit, haar asielaanvraag indiende in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat er ernstige zorgen zijn over de grondrechten in Polen, met name de onafhankelijkheid van de rechtspraak en illegale pushbacks van asielzoekers. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2022, waarbij eiseres telefonisch deelnam aan de zitting. De rechtbank overweegt dat, hoewel er zorgen zijn over de situatie in Polen, het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat er geen reëel risico is op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de asielaanvraag van eiseres niet inhoudelijk behandeld hoeft te worden door de Nederlandse autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15317, op 31 augustus 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiseres heeft deelgenomen aan de zitting via een telefonisch verbinding. Fysiek aanwezig waren de gemachtigde van eiseres, tolk K. Panasjan, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1987 en heeft de Belarussische nationaliteit. Op 16 december 2021 heeft zij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Gebleken is dat Polen een visum aan eiseres heeft verleend voor de periode van 23 maart 2021 tot 7 mei 2022. Omdat het visum nog geldig was op het moment dat eiseres haar asielaanvraag indiende, heeft verweerder de Poolse autoriteiten verzocht eiseres over te nemen op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [1] Zij hebben hiermee ingestemd op 8 april 2022. Polen is daarom verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiseres. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [2] niet in behandeling genomen.
3. Eiseres voert aan dat overdracht aan Polen achterwege zou moeten blijven en dat verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de aanvraag inhoudelijk zou moeten behandelen. Ten aanzien van Polen bestaan ernstige zorgen over grondrechten en waarborgen zoals deze uit het Unierecht voortvloeien, in het bijzonder de onafhankelijke rechtspraak. De Poolse autoriteiten hebben zich schuldig gemaakt aan illegale pushbacks, waarbij asielzoekers zonder toegang te hebben gehad tot de asielprocedure de grens met Belarus zijn over gezet. Dit zou gevolgen moeten hebben voor het interstatelijk vertrouwen jegens Polen. Subsidiair verzoekt eiseres de rechtbank haar zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden van het HvJEU [3] op de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, in de verwijzingsuitspraak van 15 juni 2022 [4] heeft gesteld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Polen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eiseres’ verzoek om internationale bescherming. Het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt. Er kan alleen dan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgaan als bij overdracht een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het Handvest. [5]
5. Niet in geschil is dat er ten aanzien van Polen zorgen bestaan over de onafhankelijkheid van de rechtspraak en over illegale pushbacks, onder andere aan de grens met Belarus. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in een uitspraak van 2 juni 2022 echter geoordeeld dat ten aanzien van Polen in zijn algemeenheid nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. [6] Dit is bevestigd in uitspraken van diezelfde zittingsplaats van 1 juli 2022, 21 juli 2022 [7] en 4 augustus 2022. [8] De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak hierover anders te oordelen. De Poolse autoriteiten hebben het verzoek om overname van eiseres geaccepteerd, waarmee zij verantwoordelijk zijn geworden voor de behandeling van haar asielaanvraag met inachtneming van de internationale verdragen waarbij zij aangesloten zijn. Gesteld noch gebleken is dat de aanvraag van eiseres niet naar behoren zal worden behandeld. Eiseres heeft bovendien geen op haarzelf of op haar specifieke zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit geconcludeerd kan worden dat zij een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak van eiseres aan te houden in afwachting van de beantwoording door het HvJEU van de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. De zaak waar de verwijzingsuitspraak betrekking op heeft, ziet op een vreemdeling die in Polen slachtoffer was geworden van pushbacks en pas bij zijn vierde inreis in de gelegenheid werd gesteld een verzoek om internationale bescherming in te dienen. Eiseres heeft echter nooit te maken gehad met pushbacks. Zij zal gereguleerd worden overgedragen aan Polen en gesteld noch gebleken is dat Polen derdelanders die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen door middel van pushbacks terugstuurt zonder hen in de gelegenheid te stellen een asielaanvraag in te dienen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) No. 604/2013.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Het Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Deze uitspraak is nog niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.