ECLI:NL:RBDHA:2022:15343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielverzoek buiten behandeling gesteld wegens niet verschijnen en tegenstrijdige informatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet was verschenen bij een gehoor en niet binnen de gestelde termijn van twee weken had aangetoond dat zijn afwezigheid niet aan hem was toe te rekenen. Eiser had zich bovendien niet gemeld bij de autoriteiten en was verdwenen of zonder toestemming vertrokken.
Eiser heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting, ondanks een bericht van verhindering. De rechtbank heeft het beroep behandeld en overwogen dat de Staatssecretaris het besluit op juiste gronden had genomen, zoals vastgelegd in artikel 30c van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had aangevoerd dat hij om gezondheidsredenen van zijn moeder naar Turkije moest reizen, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. Bovendien waren er tegenstrijdige verklaringen over de verblijfplaats van zijn moeder.
De rechtbank concludeerde dat de redenen van eiser niet verschoonbaar waren en dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 december 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.