ECLI:NL:RBDHA:2022:15351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22 / 2464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op Wob-verzoek gegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 november 2022, is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn Wob-verzoek gegrond verklaard. Eiser had op 6 januari 2022 een verzoek ingediend om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), nu de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], niet tijdig heeft beslist op dit verzoek. Eiser had verweerder op 10 maart 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft pas op 12 juli 2022 een deelbesluit genomen, wat niet voldeed aan de vereisten van een volledig besluit. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een volledig besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt zijn griffierecht van € 184,- vergoed en ook een proceskostenvergoeding van € 379,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. van Halsema),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 6 januari 2022 om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob), tegenwoordig de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 6 januari 2022. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel artikel 4.4 van de Wet open overheid. Verweerder had dus uiterlijk op 3 februari 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 10 maart 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Verweerder heeft op 12 juli 2022 een deelbesluit genomen op het verzoek van eiser. Dat een deelbesluit is genomen, betekent niet dat volledig is beslist op het verzoek van eiser. [1] Daarom bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog volledig moet beslissen op het verzoek van eiser. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een volledig besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 12.3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2348).