In deze zaak heeft eiser op 7 april 2022 een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn paspoort terug te krijgen. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig op dit verzoek heeft beslist. De rechtbank heeft in overweging genomen dat verweerder op het beroep niet heeft gereageerd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een betrokkene in beroep gaan als een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn beslist. Eiser heeft verweerder op 19 mei 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen over de teruggave van het paspoort. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 379,50, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 23 november 2022.