ECLI:NL:RBDHA:2022:15391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek tot teruggave van een paspoort

In deze zaak heeft eiser op 7 april 2022 een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn paspoort terug te krijgen. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig op dit verzoek heeft beslist. De rechtbank heeft in overweging genomen dat verweerder op het beroep niet heeft gereageerd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een betrokkene in beroep gaan als een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn beslist. Eiser heeft verweerder op 19 mei 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen over de teruggave van het paspoort. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 379,50, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19020
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

Eiser heeft op 7 april 2022 bij verweerder een verzoek ingediend tot teruggave van zijn paspoort.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 7 april 2022.
Verweerder heeft op dit beroep niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De teruggave van een paspoort is een feitelijke handeling jegens een vreemdeling die op grond van artikel 72, derde lid, wordt gelijkgesteld met een besluit. Op grond van de schakelbepaling van artikel 6:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen tegen deze feitelijke handelingen rechtsmiddelen worden aangewend, waaronder het instellen van een beroep tegen het niet tijdig verrichten van de feitelijke handeling.
4. Eiser heeft verweerder op 7 april 2022 verzocht om zijn paspoort terug te geven. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder een dergelijke feitelijke
handeling moet uitvoeren. Van belang is wel dat verweerder de feitelijke handeling niet onredelijk laat verricht.1
5. De rechtbank beslist dat het beroep ontvankelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft verweerder op 19 mei 2022 in gebreke gesteld. Gelet op het grote belang dat eiser heeft bij de teruggave van zijn paspoort, acht de rechtbank deze termijn niet evident onredelijk. Verweerder heeft niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een beslissing genomen. Ook is niet gebleken dat verweerder inmiddels het paspoort aan eiser heeft teruggegeven of een afwijzende beslissing op zijn verzoek heeft genomen.
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vast te stellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd vanwege het niet tijdig teruggeven van zijn paspoort.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De schakelbepaling van artikel 6:1 van de Awb verklaart alleen hoofdstukken 6 en 7 van de Awb van overeenkomstige toepassing op feitelijke handelingen waartegen bezwaar en beroep openstaan. De bepalingen over het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen staan in hoofdstuk 4 van de Awb. Deze bepalingen zijn dus niet van overeenkomstige toepassing verklaard op rechtens relevante feitelijke handelingen. Dit betekent dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is.2
8. Omdat verweerder nog geen beslissing heeft genomen over de teruggave van het paspoort, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Omdat verweerder niet heeft gereageerd op het beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding tot het stellen van een langere termijn.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de in overweging 8 genoemde termijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1/2. De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat deze zaak alleen gaat over de tijdigheid van het verrichten van een feitelijke handeling. Toegekend wordt dus € 379,50.
1. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:308 in combinatie met de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1025.
2 Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Centrale Raad) van 18 juni 2021,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op het verzoek tot teruggave van het paspoort te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.