ECLI:NL:RBDHA:2022:15438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.11368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en beoordeling van internationale bescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft op 13 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 15 juli 2022, waar de rechtbank het beroep samen met een verzoek om voorlopige voorziening heeft behandeld.

Eiser heeft aangevoerd dat hij lid is van de beweging 20 februari en dat hij in 2012 is opgepakt en gemarteld vanwege zijn deelname aan demonstraties in Marokko. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Marokko opnieuw in de gevangenis zal belanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond op welke punten het bestreden besluit onjuist of onvolledig is. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser over het interstatelijk vertrouwensbeginsel verworpen, en geconcludeerd dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de noodzaak van internationale bescherming afbreuk heeft gekregen door eisers eerdere reizen naar andere Europese landen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11368
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening NL22.11369 op 15 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [1994] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij lid is van de beweging 20 februari en in 2012 heeft deelgenomen aan demonstraties in Marokko. De politie heeft hem daarom opgepakt en gemarteld. Vervolgens heeft hij twee maanden in detentie gezeten omdat hij heeft meegedaan aan een ongeautoriseerde demonstratie. Nadat hij vrijkwam, is hij weer gaan demonstreren. De autoriteiten zijn regelmatig bij zijn ouders thuis langs geweest om hem te beschuldigen van het verstoren van de openbare orde, waardoor zijn ouders bang werden. Eiser heeft daarom besloten om Marokko te verlaten. Eiser vreest dat hij weer naar de gevangenis moet als hij terug moet naar Marokko.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Deelname aan demonstratie 20 februari beweging en de daaruit voortvloeiende problemen.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht eisers deelname aan demonstraties van de 20 februari beweging en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig. Verweerder gaat er van uit dat Marokko voor eiser een veilig land van herkomst is. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar opgelegd.
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat hetgeen door hem eerder is aangevoerd, in beroep als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Verder stelt eiser dat de verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet relevant is in de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn asielrelaas. Een vluchteling mag immers zelf kiezen waar hij asiel aanvraagt en eiser heeft voor Nederland gekozen omdat hij een goede baan en toekomst wil. Tot slot voert eiser aan dat verweerder zijn asielverzoek niet objectief heeft beoordeeld en een subjectieve verwachting heeft van de antwoorden op de gestelde vragen.
Beoordeling van de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door hem is aangevoerd onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens hem onjuist of onvolledig is en waarom. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
6. Eisers beroepsgrond over het interstatelijk vertrouwensbeginsel slaagt niet. De rechtbank volgt verweerder dat deze opmerking in het voornemen geen zelfstandige betekenis heeft. Verweerder heeft mogen vaststellen dat eiser door meerdere Europese
landen is gereisd voordat hij asiel heeft aangevraagd in Nederland en dat dit afbreuk doet aan de noodzaak van internationale bescherming.
7. Tot slot kan de rechtbank zonder nadere onderbouwing eiser niet volgen in zijn standpunt dat verweerder zijn asielverzoek niet objectief heeft beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
9. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.