In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 november 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 31 oktober 2021. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder op 17 mei 2022 in gebreke heeft gesteld, maar dat hij meer dan twee weken na deze ingebrekestelling beroep heeft ingesteld. Desondanks is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een termijn van acht weken vastgesteld voor het afnemen van een nader gehoor, gevolgd door een termijn van acht weken voor het bekendmaken van het besluit. De rechtbank heeft geen bestuurlijke dwangsom toegewezen, omdat de relevante wetgeving sinds 11 juli 2021 niet toestaat dat een dwangsom wordt opgelegd in asielzaken. Echter, de rechtbank heeft wel bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast is eiser een vergoeding voor proceskosten toegekend, vastgesteld op € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.