In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 november 2022, is het beroep van eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, ontvankelijk en gegrond verklaard. Eiser had verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op zijn aanvraag was beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 9 november 2021 was ingediend en dat verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 18 mei 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks de late indiening, en heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bestuurlijke dwangsom is verbeurd, omdat de relevante wetgeving sinds 11 juli 2021 niet toestaat dat een dwangsom wordt opgelegd in asielzaken. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen. De rechtbank heeft de termijn voor verweerder om een besluit te nemen verlengd en de voorwaarden voor het opleggen van een dwangsom verduidelijkt.