ECLI:NL:RBDHA:2022:15487
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig genomen besluit en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 21 september 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser wenste dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelde en verweerder in de proceskosten zou veroordelen. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting kwam, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank kan geen bestuurlijke dwangsom vaststellen, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is en het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom niet in strijd is met het Unierecht. Het beroep ten aanzien van de bestuurlijke dwangsom is ongegrond verklaard.
Wat betreft de proceskostenveroordeling oordeelt de rechtbank dat verweerder in de kosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 379,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 december 2022.