ECLI:NL:RBDHA:2022:15498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24420 en NL22.24422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.24420 en NL22.24422, waarbij eisers, een gezin met drie minderjarige kinderen, in beroep zijn gegaan tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 13 december 2022.

Eisers voerden aan dat de situatie voor asielzoekers in Italië slecht is, onderbouwd met het AIDA-rapport. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris in zijn besluiten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat eisers onvoldoende hebben aangetoond dat in hun specifieke geval niet meer van dit beginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank oordeelt dat de situatie in Italië zorgelijk is, maar dat de enkele verwijzing naar het AIDA-rapport niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van tekortkomingen die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 december 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.24420 en NL22.24422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eisers] , mede namens hun drie minderjarige kinderen, eisers V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Procesverloop

Bij besluiten van 28 november 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL22.24421 en NL22.24423, op 13 december 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. In dit geval heeft verweerder een overnameverzoek naar Italië verstuurd. Italië heeft hier niet op tijd op gereageerd, waardoor er een fictief akkoord is ontstaan en de verantwoordelijkheid van Italië is komen vast te staan.
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eisers stellen zich op het standpunt dat de situatie in Italië slecht is voor asielzoekers. Daarbij wordt verwezen naar het Country report: Italy, update 2021 van AIDA van 20 mei 2022 (het AIDA-rapport). Verweerder is niet inhoudelijk ingegaan op dat rapport. Verweerder heeft hierover alleen gesteld dat dit rapport, net als de brief van Vluchtelingenwerk die in de zienswijze is overgelegd, in lijn is met uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Een nadere motivering heeft verweerder niet gegeven, terwijl uit deze rapporten wel blijkt hoe slecht de omstandigheden omtrent onder meer de opvang van vluchtelingen in Italië is.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De ABRvS heeft dit bevestigd in onder meer de uitspraken van 19 april 20213, 26 november 20214, 6 januari 20225 en 26 augustus 20226. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in hun geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Verweerder heeft in de bestreden besluiten verwezen naar de hierboven genoemde uitspraak van de ABRvS van 26 augustus 2022. In deze uitspraak staat dat het AIDA-rapport waar eisers naar hebben verwezen geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Italië voor Dublinclaimanten, dan eerdere rapporten. Eisers hebben niet gemotiveerd waarom dit een onvoldoende reactie zou zijn op hetgeen zij in de zienswijze naar voren hebben gebracht. Hierdoor is niet gebleken op grond waarvan verweerder tekort is geschoten in zijn motivering. De situatie in Italië is zorgelijk, maar eisers hebben met de enkele algemene verwijzing naar het AIDA-rapport niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen die dermate zwaarwegend zijn, dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.