ECLI:NL:RBDHA:2022:15580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
NL22.9434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Eliya, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep betreft de niet tijdige beslissing op de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 30 september 2021 ingediend, en volgens de wet moet de Staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beslissing nemen. Op 25 maart 2022 heeft de Staatssecretaris eiser geïnformeerd over een verlenging van de beslistermijn, die op 31 maart 2022 zou verstrijken. De verlenging van de beslistermijn is op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) vastgesteld op 29 december 2022.

Eiser heeft de Staatssecretaris op 28 april 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling niet op de juiste wijze was gedaan. Dit betekent dat eiser niet in zijn verzoek om een verblijfsvergunning wordt ontvangen.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 december 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9434
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Eliya) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 30 september 2021. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Op 25 maart 2022 heeft verweerder eiser op de hoogte gesteld van een verlenging van de beslistermijn, die verliep op 31 maart 2022. Op grond van artikel 42, vierde lid, Vw is de beslistermijn verlengd naar 29 december 2022. Eiser heeft verweerder op 28 april 2022, door verweerder ontvangen op 29 april 2022, in gebreke gesteld. Op het moment van de ingebrekestelling was de beslistermijn nog niet verstreken, zodat de ingebrekestelling prematuur is. Het beroep dient
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Conclusie en gevolgen
4. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van J.M.T. Zoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.