ECLI:NL:RBDHA:2022:15629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en afhankelijkheid van een minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Ceylan, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P.M. Wuite, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 6 december 2022, waarbij eiseres aanwezig was met een tolk. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. Eiseres voerde aan dat de situatie in Italië, onder invloed van een nieuwe rechtse regering, niet langer veilig was voor haar en haar zoon, die rolstoelafhankelijk is en kampt met een depressie. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat er een reëel risico bestond op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling bij overdracht aan Italië.
Daarnaast werd de afhankelijkheid van de zoon van eiseres niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiseres niet zo bijzonder waren dat de aanvraag in Nederland behandeld moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.