In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een administratieve sanctieprocedure. Betrokkene, die een boete had ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 4 km/h op de A12, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 1 juli 2022 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding zouden moeten geven tot matiging van de boete. Betrokkene had verklaard dat hij harder had gereden omdat zijn zoon van de trap was gevallen en hij naar het ziekenhuis moest. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging was verricht en dat de opgelegde sanctie van € 34,–, inclusief administratiekosten, niet in verhouding stond tot de omstandigheden van de zaak.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de boete zouden moeten matigen, maar heeft ambtshalve vastgesteld dat het boetebedrag per 1 maart 2022 was verlaagd naar € 22,–. Gezien deze wijziging heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 31,–, inclusief administratiekosten. Daarnaast is de proceskostenvergoeding, die normaal gesproken € 759,– zou bedragen, gematigd tot nihil, omdat het om een punt van ondergeschikt belang ging. De uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, en mr. K.Z. Zeeman, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.