ECLI:NL:RBDHA:2022:15654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
9643811 MB VERZ 22-117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een verkeersboete en proceskostenvergoeding in een administratieve sanctieprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een administratieve sanctieprocedure. Betrokkene, die een boete had ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 4 km/h op de A12, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 1 juli 2022 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding zouden moeten geven tot matiging van de boete. Betrokkene had verklaard dat hij harder had gereden omdat zijn zoon van de trap was gevallen en hij naar het ziekenhuis moest. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging was verricht en dat de opgelegde sanctie van € 34,–, inclusief administratiekosten, niet in verhouding stond tot de omstandigheden van de zaak.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de boete zouden moeten matigen, maar heeft ambtshalve vastgesteld dat het boetebedrag per 1 maart 2022 was verlaagd naar € 22,–. Gezien deze wijziging heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 31,–, inclusief administratiekosten. Daarnaast is de proceskostenvergoeding, die normaal gesproken € 759,– zou bedragen, gematigd tot nihil, omdat het om een punt van ondergeschikt belang ging. De uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, en mr. K.Z. Zeeman, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 241490399
Registratienummer team straf: 9643811 MB VERZ 22-117
Uitspraakdatum : 15 juli 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[verdachte]
wonende te: [adres]
, nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: [naam]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 juli 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is [naam] ter zitting verschenen.

Overwegingen

Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 24 mei 2021 met het voertuig met het kenteken [nummer] op de Trajectcontrole A12 rechts te ‘s-Gravenhage de maximum snelheid buiten de bebouwde kom met 4 km/h is overschreden, terwijl betrokkene toen de kentekenhouder van dit voertuig was.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 34,–, inclusief administratiekosten.
Gemachtigde heeft namens betrokkene beroep ingesteld en heeft in het beroepschrift aangevoerd dat:
- de zoon van betrokkene van de trap was gevallen. Betrokkene reed naar het ziekenhuis en moest zijn zoon tijdens het rijden kalmeren. Hierdoor heeft betrokkene iets harder gereden;
- verzocht wordt het sanctiebedrag te matigen tot het nieuwe bedrag;
- een proceskostenvergoeding wordt verzocht met toepassing van tenminste de wegingsfactor ‘licht’ (0,5).
Ter zitting heeft gemachtigde medegedeeld de gronden van het beroep te handhaven.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, evenals de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven. Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat wordt verzocht het bedrag te verlagen naar het nieuwe sanctiebedrag van € 22,–.
Vaststaat dat de gedraging is verricht. Beoordeeld dient te worden of er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de boete moet worden gematigd. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden zijn niet van zodanig gewicht dat deze aanleiding dienen te zijn tot matiging van de opgelegde sanctie. Het is de kantonrechter echter ook ambtshalve bekend dat het bedrag, exclusief administratiekosten, voor onderhavige sanctie per 1 maart 2022 verlaagd is van € 25,– naar € 22,–.
De kantonrechter is, gezien het bovenstaande, van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om de opgelegde boete te matigen tot € 31,– (inclusief administratiekosten). Het beroep zal dan ook gedeeltelijk gegrond worden verklaard.
Betrokkene wordt gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Toekenning van een proceskostenvergoeding is dan het uitgangspunt. In dit geval zou die vergoeding neerkomen op € 759,–. Dit bedrag staat evident niet in verhouding tot de aangepaste hoogte van de verkeersboete (verlaging van € 3,–). Bovendien gaat het om een punt van ondergeschikt belang, namelijk een minimaal gewijzigd inzicht van de wetgever over de hoogte van het boetebedrag. De kantonrechter ziet hierin reden om met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht de proceskostenvergoeding te matigen tot nihil. Dit betekent dat de officier van justitie geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Beslissing:

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 31,– (inclusief administratiekosten);
  • draagt de officier van justitie op om € 3,– aan betrokkene terug te betalen;
  • matigt de proceskostenvergoeding tot nihil.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
mr. K.Z. Zeeman, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.