ECLI:NL:RBDHA:2022:15884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
9907035 RP VERZ 22-50242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging afgewezen

In deze zaak heeft [verzoeker01] een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag, waarin hij om een billijke vergoeding, transitievergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en achterstallig loon vroeg van zijn voormalige werkgever, Multi Cars Den Haag B.V. Het verzoek is ingediend op 31 mei 2022, en de mondelinge behandeling vond plaats op 25 augustus 2022. Tijdens de zitting is [verzoeker01] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.J. Verloop. Multi Cars werd vertegenwoordigd door de heer [naam01] en zijn gemachtigde, mr. V.G. Baran.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker01] op 10 september 2018 in dienst trad bij Multi Cars op basis van een oproepovereenkomst. Na afloop van deze overeenkomst heeft hij zijn werkzaamheden voortgezet, maar er ontstond onduidelijkheid over de status van zijn dienstverband. [verzoeker01] stelde dat hij op 31 maart 2022 op staande voet was ontslagen, maar Multi Cars betwistte dit en voerde aan dat er geen arbeidsovereenkomst meer bestond na 1 december 2021, toen [verzoeker01] zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd.

De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker01] niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij op 31 maart 2022 nog in dienst was en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Hierdoor werden zijn vorderingen tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging afgewezen. Wel werd Multi Cars veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.425,23 aan [verzoeker01] voor niet-betaalde vakantietoeslag, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De proceskosten werden aan de zijde van Multi Cars vastgesteld op € 747,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
JvdB/c
Zaaknummer: 9907035 RP VERZ 22-50242
Datum: 22 september 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker01] ,wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.J. Verloop,
tegen
de besloten vennootschap
Multi Cars Den Haag B.V.,gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerster,
gemachtigde: mr. V.G. Baran.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker01] ” en “Multi Cars”.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 31 mei 2022 heeft [verzoeker01] een verzoekschrift ingediend en verzocht om – kort gezegd – ten laste van Multi Cars aan [verzoeker01] een billijke vergoeding, transitievergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en achterstallig loon toe te kennen. Multi Cars heeft daarna een verweerschrift ingediend. Van de zijde van [verzoeker01] zijn op 24 augustus 2022 nog aanvullende producties ingediend.
1.2.
Op 25 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Ter zitting is [verzoeker01] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.J. Verloop. Namens Multi Cars is de heer [naam01] verschenen, bijgestaan door mr. V.G. Baran en mr. T.A. Goemmatov. Door [verzoeker01] is ter zitting een pleitnota overgelegd, die zich in het procesdossier bevindt. Van hetgeen partijen ter verdere toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht, zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen bevinden zich ook in het procesdossier.
1.3.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker01] is op 10 september 2018 bij Multi Cars in dienst getreden in de functie van [functie01] op basis van een oproepovereenkomst voor bepaalde tijd tot 5 maart 2019 tegen een nettoloon van € 10,- per uur exclusief vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf van toepassing (hierna: de cao).
2.2.
Na 5 maart 2019 heeft [verzoeker01] zijn werkzaamheden voor Multi Cars voortgezet.
2.3.
In een aan Multi Cars gerichte brief van 1 november 2021 staat het volgende geschreven:
“(….)
Den Haag, 1 november 2021
Inzake: beëindiging arbeidsovereenkomst
Geachte heer [naam01] ,
Met deze brief wil ik officieel mijn arbeidsovereenkomst bij Multi Cars Den Haag B.V. beëindigen. Ik wil u bedanken voor de fijne samenwerking en de vele leerkansen die u mij geboden heeft.
Rekening houdend met de contractuele opzegtermijn van 1 maand, zal mijn contract aflopen op de laatste dag van de maand.
Met vriendelijke groeten,
[verzoeker01]
[adres01]
[postcode01] [plaats01](…)”
Onder aan de brief is een handtekening geplaatst.
2.4.
Op 31 maart 2022 vindt een telefoongesprek plaats tussen [naam01] , (bestuurder en aandeelhouder van Multi Cars, hierna: [naam01] ) en [verzoeker01] .
2.5.
Op 8 april 2022 stuurt (de gemachtigde van) [verzoeker01] een brief met – voor zover hier relevant – de volgende tekst aan Multi Cars:
“(…)
Sinds december 2021 heeft cliënt geen loon meer ontvangen, terwijl hij wel heeft gewerkt c.q. recht had op loondoorbetaling. Cliënt heeft meerdere keren verzocht om zijn loon uit te betalen en iedere keer werd beloofd dat uitbetaling zou plaatsvinden. Tot op heden heeft cliënt echter zijn loon van de maanden december 2021, januari 2022, februari 2022 en maart 2022 niet ontvangen.
Voorts is door Multi cars Den Haag B.V. op donderdag 31 maart jl. telefonisch aan cliënt te kennen gegeven dat hij per direct weg moet en ook niet meer hoeft terug te komen. Aan cliënt is niet aangegeven welke reden hieraan ten grondslag ligt.
Einde arbeidsovereenkomst
Namens cliënt wil ik u erop wijzen dat hij niet door u is ontslagen. Er is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag, noch is de arbeidsovereenkomst van rechtswege afgelopen dan wel heeft u toestemming van de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Kortom, er kan geen sprake zijn van ontslag.
Cliënt is en blijft bereid zijn opgedragen werkzaamheden te verrichten.(…)”
2.6.
In een ongedateerde door [naam02] van [naam vof01] V.O.F. ondertekende verklaring wordt – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:

Ik heb deze jaar mijn bedrijfsautos met de kenteken [kenteken01] , [kenteken02] en [kenteken03] aan meneer [verzoeker01] voor de reparatie gebracht. Hij was toen bij het bedrijf MultiCars als werknemer werkzaam.
Toen de reparatie voldaan was heb ik mijn auto terug van meneer [verzoeker01] genomen en heb ik hem in contact betaald.
Zie de reparatie facturen van deze jaar in de bijlage.(…)”
2.7.
Per e-mail van 24 mei 2022 stuurt [naam03] het volgende bericht aan [e_mail01] :

[naam03] hereby confirm that I drove away and picked up the car for Multi Car service after the repair. I took the car to Mr. [verzoeker01] , who worked there and arranged the repair.(…)”
2.8.
[naam04] heeft in een ondertekende verklaring van 26 mei 2022 – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:
“(…)
Mijn naam is [naam04] en ik ben sinds 2014 werkzaam bij Multi Cars Den Haag B.V.
[verzoeker01] geeft aan continu gewerkt te hebben voor Multi Cars. Wat ik weet en wat gezien heb is dat [verzoeker01] nooit kwam opdagen en werk bleef liggen. Ik heb [verzoeker01] bij ons op de garage laatst gezien op 1 november 2021. Toen sprak ik hem ook kort. Hij gaf aan niet meer te zullen komen werken en ziekte wet in te gaan. Daarvoor heb ik heb maanden niet gezien. In het jaar 2021 heb ik hem maar drie vier keer gezien. Hij kwam langs wanneer zijn klanten langs kwamen.(…)”
2.9.
[naam05] heeft in een ondertekende verklaring van 28 mei 2022 – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:
“(…)
Ik ben [naam05] en ik wil hierbij aangeven dat [verzoeker01] nooit wilde werken en tegen mij in december 2019 zei dat hij uitkering wilde ontvangen. (…) In 2021 heb ik [verzoeker01] handjevol maar gezien.(…)”
2.10.
[naam06] heeft in een handgeschreven en ondertekende verklaring van 1 juni 2022 – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:
“(…)
In de jaren dat ik werk voor [naam07] heb ik [verzoeker01] niet gezien werk doen. Volgens mij in november 2021 was hij kort in de garage op de [adres02] gekomen.(…)”
2.11.
[naam08] heeft in een ondertekende verklaring van 3 juni 2022 – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:

Hierbij verklaar ik, [naam08] geboren op 03 mei 1983 en wonende aan de [adres03] in [plaats02] , dat [verzoeker01] in de jaren 2021 en 2022 niet heeft gewerkt. Ik werk elke dag en heb hem niet gezien in 2021 en 2022 werken. In 2019 wel 10 tot 20 keer zien werken. In 2021 kwam die par keer met zijn vrienden auto’s maken. Verder deed hij niet veel.(…)”

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker01] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I Multi Cars te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [verzoeker01] ten bedrage van € 60.000,- bruto dan wel enig ander door de kantonrechter te bepalen bedrag;
II Multi Cars te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van de transitievergoeding ten bedrage van € 2.634,02 bruto, dan wel enig ander door de kantonrechter te bepalen bedrag;
III Multi Cars te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ten bedrage van € 2.326,59 bruto, dan wel enig ander door de kantonrechter te bepalen bedrag;
IV Multi Cars te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van het achterstallige loon ten bedrage van € 34.530,88 bruto, dan wel enig ander door de kantonrechter te bepalen bedrag;
V Multi Cars te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen;
VI Multi Cars te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
VII Multi Cars te veroordelen in de kosten van de procedure;
VIII Multi Cars te veroordelen in de nakosten van de procedure.
3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker01] – zakelijk weergegeven – ten grondslag dat hij op 31 maart 2022 op staande voet is ontslagen en dat dat ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. In dat kader stelt [verzoeker01] dat hij op die datum door de heer [naam01] is gebeld en dat hij tijdens dat telefoongesprek op schreeuwende wijze te woord is gestaan over het feit dat hij niet aan het werk was, maar met een collega aan het praten was die pauze aan het houden was, waarna de heer [naam01] telefonisch contact heeft opgenomen met de manager van [verzoeker01] en [verzoeker01] op staande voet is ontslagen. Multi Cars heeft tot op heden niet aan [verzoeker01] te kennen gegeven welk handelen aan het ontslag ten grondslag is gelegd en is daar ook zonder enige aanleiding toe overgegaan, waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
3.3.
Omdat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, verzoekt [verzoeker01] op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a BW om aan hem ten laste van Multi Cars een billijke vergoeding toe te kennen. Verder verzoekt [verzoeker01] om hem op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a BW een transitievergoeding toe te kennen en om Multi Cars te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
3.4.
Voorts verzoekt [verzoeker01] Multi Cars op grond van artikel 7:686a lid 3 BW te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, bestaande uit het loon over de maanden december 2021 tot en met maart 2022 ter hoogte van € 8.168,58 bruto. Verder maakt [verzoeker01] aanspraak op betaling van een bedrag van € 931,00 bruto, omdat hij in november 2021 twee weken niet heeft gewerkt in verband met ziekte, maar dat loon niet is doorbetaald. Voorts maakt [verzoeker01] aanspraak op betaling van een toeslag van 85% in verband met het werken op feestdagen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022. In dat kader vordert [verzoeker01] betaling van een bedrag van € 1.232,96 bruto. [verzoeker01] stelt verder dat hij gedurende zijn dienstverband nooit vakantietoeslag heeft ontvangen, reden waarom aanspraak wordt gemaakt op betaling van een bedrag van € 7.425,23 vanaf september 2018 tot april 2022. [verzoeker01] stelt zich daarnaast op het standpunt dat hij gedurende zijn dienstverband altijd een te laag uurloon heeft ontvangen en – naar de kantonrechter begrijpt – vanaf 5 maart 2019 werkzaam is geweest als schadehersteller. [verzoeker01] vordert daarom betaling van een bedrag van € 5.259,17 bruto. [verzoeker01] heeft daarnaast gedurende zijn dienstverband geen vakantiedagen opgenomen, dan wel zijn er geen vakantiedagen afgeschreven reden waarom [verzoeker01] betaling vordert van een bedrag van € 11.513,94 bruto aan openstaande vakantie-uren. Aldus verzoekt [verzoeker01] Multi Cars te veroordelen tot betaling van achterstallig loon ten bedrage van in totaal € 34.530,88 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW.

4.Het verweer

4.1.
Multi Cars verweert zich en stelt dat het verzoek om ten laste van haar een billijke vergoeding toe te kennen, moet worden afgewezen. Multi Cars voert daartoe – samengevat – aan dat [verzoeker01] van 10 september 2018 tot 5 maart 2019 op oproepbasis als monteur heeft gewerkt en de arbeidsovereenkomst daarna onder dezelfde voorwaarden is voortgezet. Multi Cars heeft [verzoeker01] toegestaan om onder bepaalde voorwaarden, in zijn eigen tijd en voor eigen rekening en risico, reparatiewerkzaamheden voor zijn eigen klanten in de garagebox van Multi Cars te verrichten. [verzoeker01] heeft een in Tsjechië gevestigde onderneming gericht op het repareren van auto’s. Dat hij voor eigen rekening auto’s repareerde blijkt ook uit het door hem gebruikte e-mailadres ‘ [e_mail02] ’. Per brief van 1 november 2021 heeft [verzoeker01] zijn arbeidsovereenkomst met Multi Cars tegen 1 december 2021 opgezegd, welke opzegging door Multi Cars is geaccepteerd. Tussen partijen bestaat sinds 1 december 2021 dus geen arbeidsrechtelijke rechtsverhouding meer. Door Multi Cars is na 1 december 2021 ook geen loon meer aan [verzoeker01] uitbetaald en [verzoeker01] heeft daar ook niet om verzocht. Daarnaast zijn na 1 december 2021 ook geen werkgeverslasten meer afgedragen. Na 1 december 2021 heeft [verzoeker01] gebruikgemaakt van de opslagplaats en het terrein van Multi Cars om reparatiewerkzaamheden voor zijn eigen klanten te verrichten. [verzoeker01] heeft een eigen onderneming en die onderneming staat ook geregistreerd.
4.2.
Op de overige stellingen en verweren van partijen zal hierna – voor zover van belang – worden ingegaan.

5.De beoordeling

Ontslag op staande voet
5.1.
[verzoeker01] stelt zich op het standpunt dat hij op 31 maart 2022 bij Multi Cars in dienst was en dat hij die dag op staande voet is ontslagen. [verzoeker01] berust in het gegeven ontslag en maakt aanspraak op een billijke vergoeding, transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Multi Cars heeft gemotiveerd betwist dat een ontslag op staande voet heeft plaatsgevonden.
5.2.
Bij de beantwoording van die vraag neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.
5.3.
Alvorens de vraag kan worden beantwoord of een rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft plaatsgevonden dient komen vast te staan dat [verzoeker01] op 31 maart 2022 bij Multi Cars in dienst was. Indien er geen arbeidsovereenkomst was kan immers ook geen ontslag op staande voet hebben plaatsgevonden. [verzoeker01] beroept zich op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. De bewijslast van die stelling rust op [verzoeker01] . Daaraan doet niet af dat Multi Cars een ondertekende opzeggingsbrief heeft overgelegd waarvan [verzoeker01] de echtheid van de handtekening betwist. Weliswaar rust de bewijslast van de echtheid van de handtekening op degene die erop een beroep doet, maar in dit geval is het [verzoeker01] die zich beroept op het bestaan van een arbeidsovereenkomst die door ontslag op staande voet is geëindigd. Dat Multi Cars zich daartegen verweert met de stelling dat geen ontslag op staande voet kan hebben plaatsgevonden omdat [verzoeker01] niet meer bij hem werkte brengt niet met zich dat Multi Cars de bewijslast draagt. Het gaat hier immers niet om een bevrijdend verweer maar om een betwisting van de stelling van [verzoeker01] .
5.4.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij tot 31 maart 2022 in loondienst bij Multi Cars heeft gewerkt en dat hij op die datum door Multi Cars is ontslagen heeft [verzoeker01] het volgende aangevoerd. Op 10 september 2018 heeft hij een schriftelijke arbeidsovereenkomst geldend tot 5 maart 2019 ontvangen. De arbeidsovereenkomst is daarna voortgezet en niet beëindigd. De door Multi Cars overgelegde opzegbrief is vals. Tevens verwijst hij naar de opname van een telefoongesprek tussen hem en [naam01] . Volgens [verzoeker01] blijkt uit die opname dat hij heeft verzocht om doorbetaling van loon. Daarnaast legt [verzoeker01] twee verklaringen van klanten van Multi Cars aan zijn stelling ten grondslag, van [naam02] (hierna: [naam02] ) en van [naam03] (hierna: [naam03] ). Voorts legt hij een aantal afbeeldingen over.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker01] zijn stelling dat hij op 31 maart 2022 nog bij Multi Cars in dienst was en die dag op staande voet is ontslagen in het licht van het gevoerde verweer onvoldoende heeft onderbouwd om de volgende redenen.
5.5.1.
[verzoeker01] heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst overgelegd waaruit de juistheid van zijn stelling blijkt. Evenmin zijn er loonstroken over de periode vanaf 1 december 2021 overgelegd.
5.5.2.
Vaststaat dat er na 1 december 2021 geen loon meer is betaald. Niet gebleken is dat [verzoeker01] in de periode van 1 december 2021 tot 8 april 2022 om betaling van loon heeft gevraagd, hetgeen een aanknopingspunt is voor de juistheid van de stelling van Multi Cars dat hij op 1 december 2021 ontslag had genomen. [verzoeker01] heeft weliswaar gesteld dat hij vanaf december 2021 meerdere malen heeft gevraagd naar zijn loon, maar deze stelling wordt door [verzoeker01] niet onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dat in ieder geval niet worden vastgesteld aan de hand van het door [verzoeker01] overgelegde telefoongesprek van 11 februari 2022. Daarbij wordt opgemerkt dat het telefoongesprek moeilijk te verstaan is en dat door [verzoeker01] is nagelaten een transcriptie te overleggen van het gesprek. De kantonrechter stelt vast dat op de opname van het telefoongesprek wel is te horen dat de heer [naam01] aan [verzoeker01] vraagt of hij heel de week heeft gewerkt en dat [verzoeker01] vraagt: “
Heb jij loon voor mij?”. Echter, partijen geven ieder een andere invulling aan de context waarbinnen die vragen zijn gesteld. Multi Cars stelt in dat verband namelijk dat [verzoeker01] klanten aanbracht die vervolgens door het personeel van Multi Cars werden bediend, waarvoor [verzoeker01] een vergoeding, oftewel ‘loon’ ontving. Nu [verzoeker01] zijn stelling niet op andere wijze nader heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat [verzoeker01] na 1 december 2021 om uitbetaling van loon heeft verzocht. Voorts blijkt ook uit de door Multi Cars overgelegde verklaringen van haar medewerkers dat [verzoeker01] zelden in de garage van Multi Cars aanwezig was, wat de stelling van Multi Cars dat de arbeidsovereenkomst reeds was beëindigd, eveneens ondersteunt.
5.5.3.
[verzoeker01] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling ook naar de verklaringen van [naam02] en [naam03] . [naam02] verklaart dat hij zijn bedrijfsauto naar [verzoeker01] heeft gebracht, dat [verzoeker01] voor Multi Cars werkzaam was en dat hij de auto weer bij [verzoeker01] heeft opgehaald en hij hem contant heeft betaald. Daarnaast zijn facturen bijgevoegd met daarop een stempel van Multi Cars waarop staat “
contant voldaan”. Ook [naam03] heeft verklaard dat hij een auto bij Multi Cars heeft gebracht, dat [verzoeker01] daar werkte en voor de reparatie zorgde. Multi Cars heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen gemotiveerd betwist. De vraag naar de betrouwbaarheid ervan kan naar het oordeel van de kantonrechter echter in het midden blijven omdat uit de verklaringen niet volgt dat [verzoeker01] na 1 december 2021 werkzaamheden voor Multi Cars heeft verricht. Zij vermelden immers niet wanneer zij [verzoeker01] voor Multi Cars hebben zien werken. De verklaringen dragen dan ook niet bij aan de stellingname van [verzoeker01] . Daar komt bij dat de omstandigheid dat de verklaring van [naam03] is gericht aan het zakelijke e-mailadres [e_mail01] , de stelling van Multi Cars dat [verzoeker01] werkzaamheden uitvoerde voor zijn eigen klanten, ondersteunt.
5.5.4.
[verzoeker01] verwijst verder nog naar video-opnames en afbeeldingen. Op de video-opnames is echter te zien dat [verzoeker01] in een aparte ruimte of een andere garage aan een auto van het merk Jaguar werkt. Multi Cars heeft in reactie daarop onweersproken gesteld dat de Jaguar daar al een aantal maanden stond voor een eigen opdracht van [verzoeker01] , hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter aansluit op de stelling van Multi Cars dat [verzoeker01] werkzaamheden voor zijn eigen klanten mocht verrichten op het terrein van Multi Cars. Verder kan de kantonrechter aan de hand van de door [verzoeker01] overgelegde afbeeldingen niet vaststellen of daarop wordt gewerkt aan auto’s van klanten van Multi Cars. [verzoeker01] heeft nader bewijs aangeboden van de stelling dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst bij Multi Cars heeft gewerkt tot 31 maart 2022 door het overleggen van nog meer afbeeldingen. [verzoeker01] zal daar niet toe in de gelegenheid worden gesteld. In de eerste plaats had hij die stukken voor de zitting moeten overleggen maar bovendien kunnen die foto’s, waaruit zou blijken dat hij in de garage van Multi Cars werkzaamheden verricht aan een auto, niet tot de conclusie leiden dat [verzoeker01] tot 31 maart 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Multi Cars heeft gewerkt.
5.6.
Gelet op al het voorgaande heeft [verzoeker01] naar het oordeel van de kantonrechter tegenover de gemotiveerde betwisting door Multi Cars onvoldoende onderbouwd dat tussen partijen nog sprake was van een lopende arbeidsovereenkomst en – daaruit voortvloeiende – dat die arbeidsovereenkomst op 31 maart 2022 wegens een dringende reden is beëindigd.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [verzoeker01] op 31 maart 2022 op staande voet is ontslagen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen van [verzoeker01] tot veroordeling van Multi Cars tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging zullen worden afgewezen.
Achterstallig loon
5.8.
[verzoeker01] maakt aanspraak op betaling van achterstallig loon. Nu hiervoor is geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [verzoeker01] na 1 december 2021 nog werkzaamheden voor Multi Cars heeft verricht wordt de betaling van het achterstallig loon over de maanden december 2021 tot en met maart 2022 afgewezen.
5.9.
Ook de vordering tot betaling van een bedrag van € 931,00 bruto, in verband met doorbetaling van loon tijdens ziekte in november 2021, zal bij gebrek aan enige onderbouwing worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de vordering tot betaling van een toeslag van 85% over het loon in verband met het werken op feestdagen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022, nu [verzoeker01] heeft nagelaten te stellen en te onderbouwen op welke feestdagen hij heeft gewerkt.
5.10.
[verzoeker01] maakt verder aanspraak op betaling van een bedrag van € 5.259,17 bruto aan achterstallig loon en stelt daartoe dat hij altijd een te laag uurloon heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [verzoeker01] aldus dat hij zich op het standpunt stelt dat het uurloon vanaf 10 september 2018 conform artikelen 45, 47 en 48 van de cao hoger had moeten zijn en hij vanaf 5 maart 2019 werkzaam is geweest in de functie van autoschadehersteller en daarom op grond van de cao vanaf die datum aanspraak maakt op het met die functie corresponderende uurloon. Multi Cars betwist dat [verzoeker01] werkzaam was in de functie van autoschadehersteller en dat aan hem een onjuist uurloon is uitbetaald.
5.11.
[verzoeker01] stelt zich op het standpunt dat het uurloon voor de functie van monteur over de periode vanaf 10 september 2018 tot – naar de kantonrechter begrijpt – 5 maart 2019. Over die periode maakt [verzoeker01] aanspraak op een bruto uurloon van € 238,91 (€ 131,04 + € 107,87) op basis van een arbeidsomvang van 35 uur per week. Door Multi Cars is gemotiveerd weersproken dat sprake zou zijn van een arbeidsomvang van 35 uur per week. Multi Cars verwijst in dat kader naar de door [verzoeker01] overgelegde salarisspecificaties en jaaropgaven. [verzoeker01] heeft zijn vordering op dit punt in het geheel niet onderbouwd, zodat de kantonrechter de vordering op dit punt als onvoldoende onderbouwd zal afwijzen.
5.12.
Op [verzoeker01] rust de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat hij vanaf 5 maart 2019 werkzaam is geweest als autoschadehersteller. Ter onderbouwing van dat standpunt verwijst [verzoeker01] slechts naar afbeeldingen waarop auto’s van verschillende merken te zien zijn en waarvan [verzoeker01] stelt dat aan die auto’s in de garagebox van Multi Cars wordt gewerkt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan aan de hand van die afbeeldingen niet worden vastgesteld dat (i) op die afbeeldingen werkzaamheden door [verzoeker01] worden verricht en (ii) dat die werkzaamheden voor Multi Cars in het kader van een tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst worden verricht en (iii) dat die werkzaamheden impliceren dat [verzoeker01] feitelijk de functie van schadehersteller en niet die van monteur vervulde. Ook uit de door [verzoeker01] overgelegde facturen van [naam vof01] blijkt in het geheel niet dat [verzoeker01] als schadehersteller voor Multi Cars heeft gewerkt, nu de op die facturen vermelde werkzaamheden juist zien op reparatiewerkzaamheden. Daar komt bij dat zowel in de arbeidsovereenkomst als op de loonstroken van [verzoeker01] de functie van monteur wordt vermeld en niet gebleken is dat [verzoeker01] op enig moment is bevorderd naar de functie van schadehersteller. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker01] op dit punt dan ook niet voldaan aan zijn stelplicht, zodat aan enige bewijslevering niet kan worden toegekomen. Dit brengt mee dat de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
5.13.
[verzoeker01] stelt verder dat hij gedurende zijn dienstverband nooit vakantietoeslag heeft ontvangen, reden waarom [verzoeker01] aanspraak maakt op betaling van een bedrag van € 7.425,23 vanaf september 2018 tot april 2022. Ter onderbouwing van de hoogte van het gevorderde bedrag beroept [verzoeker01] zich op artikel 84 lid 3 van de cao en stelt hij dat hij op grond van dat artikel aanspraak kan maken op een minimum bedrag aan vakantietoeslag per maand. Multi Cars heeft op dit punt geen verweer gevoerd. De vordering zal daarom op dit punt als niet weersproken worden toegewezen. De kantonrechter acht wettelijke verhoging toewijsbaar maar ziet aanleiding om deze te matigen tot 25%. De gevorderde wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
5.14.
Daarnaast maakt [verzoeker01] aanspraak op uitbetaling van een bedrag van € 11.513,94 bruto aan openstaande vakantie-uren. [verzoeker01] stelt dat hij gedurende zijn arbeidsovereenkomst een aantal keer op vakantie is geweest en tijdens die periode geen loon doorbetaald heeft gekregen, waar hij op grond van artikel 79 lid 4 van de cao en artikel 7:641 lid 1 BW wel recht op heeft. Omdat hij geen loon doorbetaald heeft gekregen, stelt hij zich op het standpunt dat hij geen vakantiedagen heeft opgenomen, aldus [verzoeker01] .
5.15.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever ingevolge artikel 7:641 lid 2 BW een administratie moet bijhouden van de door de werknemer genoten en openstaande vakantiedagen. Ten aanzien van een gesteld tegoed aan vakantiedagen liggen de stelplicht en de bewijslast bij de werknemer, maar bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed zal de werkgever zijn betwisting mede moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens, die dan ook door de werkgever in het geding gebracht moeten worden (HR 12 september 2003, NJ 2003, 604).
5.16.
[verzoeker01] heeft in het geheel niet gesteld wanneer hij vakantie heeft opgenomen en zijn loon niet is doorbetaald. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker01] op dit punt dan ook niet voldaan aan zijn stelplicht, zodat de vordering wordt afgewezen en aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
5.17.
[verzoeker01] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Multi Cars om aan [verzoeker01] te betalen een bedrag van € 7.425,23, te vermeerderen met 25% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
6.2.
veroordeelt Multi Cars om aan [verzoeker01] te betalen de wettelijke rente over het onder 6.1 genoemde bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [verzoeker01] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Multi Cars tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. D. Jongsma en uitgesproken ter openbare zitting van 22 september 2022.