ECLI:NL:RBDHA:2022:16077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/616659 / HA ZA 21-753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst inzake bitcoins en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser, [eiser], betaling van een bedrag van € 101.000 van gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], op basis van een overeenkomst die op 18 januari 2021 zou zijn gesloten. Eiser stelt dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, die betrekking had op de handel in bitcoins. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen vaststellingsovereenkomst bestaat die de vordering van eiser ondersteunt. Eiser heeft in de periode van juli 2018 tot januari 2021 verschillende bedragen en bitcoins aan gedaagden overgemaakt, met de verwachting dat gedaagde 1 voor hem zou handelen in cryptomunten. Gedaagde 1 heeft echter niet gehandeld zoals afgesproken en heeft in plaats daarvan gegokt met de ingelegde gelden, wat heeft geleid tot aanzienlijke verliezen voor eiser.

De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde 1 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten met eiser, met name vanaf mei 2019. De rechtbank heeft eiser in het gelijk gesteld voor een aantal vorderingen, waaronder de terugbetaling van bedragen die hij aan gedaagden heeft overgemaakt, en heeft gedaagde 1 veroordeeld tot betaling van in totaal € 21.265,67, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde 1 veroordeeld tot afgifte van 6.200 Lition coins en tot betaling van proceskosten. De vordering in reconventie van gedaagden is afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor deze vordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/616659 / HA ZA 21-753
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
[eiser], te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.A. Siddiqui te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1], te [plaats 2],

2.
[gedaagde 2] B.V., te [plaats 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.J. Jongste te Amsterdam.
Eisende partij wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagde partij onder 1. wordt hierna [gedaagde 1] genoemd, gedaagde partij onder 2. [gedaagde 2] en gedaagden gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens voorwaardelijke eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) eis in reconventie
  • het tussenvonnis van 11 mei 2022;
  • de brief van 12 augustus 2022 namens [eiser] met producties;
  • de akte deponeren stukken namens [eiser];
  • het B-formulier namens [gedaagden] met producties;
  • de akte houdende wijziging voorwaardelijke eis in reconventie;
  • het B-formulier namens [gedaagden] met producties;
  • Productie 18 namens [gedaagden]
1.2.
Op 8 september 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van hetgeen tijdens de zitting is besproken zijn aantekeningen gemaakt. Deze zijn opgenomen in het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde 1] zijn neven van elkaar. Hun vaders zijn broers.
2.2.
In de periode van juli 2018 tot mei 2019 had [gedaagde 1] toegang tot de Bitmex-account van [eiser], waarop [eiser] in die periode 0,566 plus 0,512 plus 2,62 is totaal 3,84 Bitcoins had gestort. [gedaagde 1] heeft via de Bitmex-account van [eiser] gehandeld met deze Bitcoins. Hij heeft zelf in de periode juli 2018 tot en met januari 2019 ongeveer 3,5 Bitcoins naar de Bitmex-account van [eiser] overgemaakt.
2.3.
Eind april 2019 stonden er geen Bitcoins meer op de Bitmex-account van [eiser].
Op 20 mei 2019 stuurde [gedaagde 1] het volgende bericht naar [eiser]

Kerel alles goed?
Uiteraard helemaal misgegaan weer met je Bitcoins de laatste keer
Misschien dat je zelf een trade kan inzetten
Bitcoins trade nu rond de $8000 en het ziet er naar uit dat hij $11k -$ 12k gaat aantikken
Als je een low leverage trade inzet bijvoorbeeld (15x) dan kan je een winst van 750% boeken binnen enkele weken
Ik zat ermee in mijn maag en ik wilde dit toch met je delen dat er nu wellicht een
opportunity is.
Op 20 mei 2019 heeft [eiser] hierop geantwoord:

Kan ik weer wat storten en dat we het opnieuw proberen samen?
Op 20 mei 2019 heeft [gedaagde 1] geantwoord:

Gaat nu beter, ik had bijna 30 BTC verloren tijdje terug met traden
Nu alles gelukkig terug
2.4.
Vanaf mei 2019 handelde [gedaagde 1] niet meer via de Bitmex-account van [eiser], maar [eiser] maakte Bitcoins over naar een account van [gedaagde 1]. In de periode vanaf mei 2019 tot januari 2021 heeft [eiser] diverse keren Bitcoins en geld overgemaakt naar [gedaagde 1], zodat [gedaagde 1] hiermee kon handelen (ook wel ‘
traden’). Twee keer heeft [eiser] bedragen overgemaakt naar rekeningen op naam van [gedaagde 2].
2.5.
Onder meer bij e-mail van 21 januari 2019 heeft [gedaagde 1] aan [eiser] een rapport gestuurd van de stand van zaken wat betreft de handel via de Bitmex-account van [eiser].
2.6.
In 2020 heeft [eiser] een zogenoemde wallet geopend bij Binance om zelf te handelen.
2.7.
Op enig moment heeft [gedaagde 1] aan [eiser] meegedeeld dat hij voor hem 6,8 Bitcoins had. Onder andere in een WhatsApp bericht van 31 december 2020 heeft [gedaagde 1] dit nog aan [eiser] bevestigd.
2.8.
In de periode van juli 2018 tot en met november 2020 zijn tussen [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de volgende betalingen gedaan:
Datum
Wat
Waar naar toe
Reden
1.
19 juli 2018
0,566 Bitcoins
Bitmex-account [eiser]
Handel door [gedaagde 1]
2.
19 juli 2018
0,512 Bitcoins
Bitmex-account [eiser]
Handel door [gedaagde 1]
3.
7 jan 2019
2,762 Bitcoins
Bitmex-account [eiser]
Handel door [gedaagde 1]
4.
20 mei 2019
€ 7.130
Rekening [gedaagde 1]
Handel door [gedaagde 1]
5.
24 okt 2019
€ 2.000
Rekening [gedaagde 2]
Aanschaf kleine cryptomunten
6.
5 feb 2020
€ 470
Rekening [gedaagde 1]
ICO
7.
11 feb 2020
€ 2.000
Rekening [gedaagde 1]
Handel door [gedaagde 1]
8.
11 feb 2020
0,205 Bitcoins
Binance account [eiser]
Betaling door [gedaagde 1]
9.
23 feb 2020
0,05 Bitcoins
Binance account [gedaagde 1]
Aankoop Lition
10.
7 maart 2020
0,138 Bitcoins
Binance account [gedaagde 1]
Handel door [gedaagde 1]
11.
8 maart 2020
21,174 Binance coins
Binance account [gedaagde 1]
Handel door [gedaagde 1]
12.
13 maart 2020
€ 750
Rekening [gedaagde 2]
Handel door [gedaagde 1]
13.
23 maart 2020
€ 300
Rekening [gedaagde 1]
Lening
14.
25 juli 2020
€ 350
Rekening [gedaagde 1]
Lening
15.
12 aug 2020
€ 5.000
Rekening [gedaagde 1]
Lening
16.
9 oktober 2020
0,1 Bitcoins
Binance account [gedaagde 1]
Lening
17.
4 nov 2020
0,367 Bitcoins
Binance account [gedaagde 1]
Handel door [gedaagde 1]
2.9.
Op 1 januari 2021 is [eiser] gebleken dat [gedaagde 1] niet alle toegezegde 6,8 Bitcoins in zijn bezit had. In een WhatsApp bericht van 1 januari 2021 heeft [gedaagde 1] [eiser] laten weten dat hij in therapie is voor “
de shit” die hij heeft uitgehaald. Daarop heeft [eiser] per WhatsApp een aantal vragen aan [gedaagde 1] gesteld die [gedaagde 1] niet direct heeft geantwoord. In de daarop volgende dagen hebben [eiser] en [gedaagde 1] contact gehouden via WhatsApp waarbij ze onder andere berichten hebben uitgewisseld over de 0,8 Bitcoins die [gedaagde 1] op dat moment nog voor [eiser] zou hebben.
2.10.
Op 18 januari 2021 heeft [gedaagde 1] uiteindelijk bekend dat hij geen Bitcoins voor [eiser] in zijn bezit heeft.
2.11.
[gedaagde 1] is thans in behandeling voor een gokverslaving.
Vaststellingsovereenkomst
2.12.
Eveneens op 18 januari 2021 heeft [gedaagde 1] de WhatsAppgroep “Terugbetaling [eiser]” aangemaakt, met als deelnemers [eiser], [gedaagde 1] en de vrouw van [gedaagde 1], [naam]. In de periode van 18 januari 2021 tot en met in ieder geval 25 januari 2021 hebben [eiser], [gedaagde 1] en [naam] in deze WhatsAppgroep berichten uitgewisseld over een mogelijke schikking tussen [eiser] en [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft onder andere voorgesteld om aan [eiser] een bedrag van € 69.100 te betalen. Dit bedrag was gebaseerd op de waarde van de door hem toegezegde Bitcoins op de datum van de toezegging. [eiser] heeft dit aanbod afgewezen en daarbij onder andere geschreven dat hij dacht dat hij, gelet op de toezeggingen van [gedaagde 1], $ 240.000 had. Vervolgens heeft hij een schikkingsbedrag van € 100.000 voorgesteld. In een WhatsApp bericht van 18 januari 2021 21:05 is [gedaagde 1] akkoord gegaan met de betaling van dit bedrag aan [eiser]. Dit bedrag is later verhoogd met € 1.000 notariskosten. [eiser] wilde dat de gemaakte afspraak bij de notaris werd vastgelegd, waarbij ook moest worden vastgelegd wanneer [gedaagde 1] het overeengekomen bedrag zou gaan betalen en welke rente hij hierover zou betalen. [eiser] heeft [gedaagde 1] vervolgens diverse malen verzocht met een voorstel te komen voor het aflossingsschema en de te betalen rente.
2.13.
Vervolgens heeft [gedaagde 1] in de WhatsAppgroep geschreven dat hij nog juridisch advies wilde inwinnen. Partijen hebben hierover Whatsapp berichten naar elkaar gestuurd. Zo schreef [eiser] op 24 januari 2021 om 12:53:

Als jullie 101.000 oneerlijk vinden, dan kunnen we het ook bij de rechter leggen en vragen wat er eerlijk is. Ik zal mij uiteraard schikken in de uitspraak.”
Op 25 januari 2021 13:19 schreef [eiser]:

Ik heb vandaag juridisch advies ingewonnen.
Hierbij de volgende 2 opties voor jullie :
Optie 1:
Wij zetten de schuld naar mij op papier bij de notaris. Dit gaat in mijn tempo en niet in jullie tempo. Ik bepaal de deadlines en jullie hebben je er aan te houden.
Eventuele voorwaarden kunnen door mij nog opgelegd worden ivm openheid van zaken door jullie.
Optie 2 :
Ik ga een civielrechtelijke zaak aanspannen met een advocaat. We zullen opnieuw de schadevergoeding gaan berekenen en uitspraak laten doen door de rechter. Alle advocaatkosten zal ik op jullie verhalen.
Hiernaast zal ik de optie voor een strafrechtelijke vervolging open houden. Afhankelijk van het gedrag en openheid kan ik hiervan af zien.
Mochten jullie kiezen voor optie 1, ontvang ik vandaag vóór 17.00 uur een voorstel voor de rente en het terugbetaalschema.
Houd met de rente rekening met een doorlopend krediet rente die ik op dit moment betaal en niet zou hoeven te betalen als ik niet was opgelicht van 6,8%.
En hou ook rekening met het feit dat ik nu niet kan investeren met mijn vermogen, omdat ik het nog moet ontvangen, waar een jaarlijks rendement op zit van circa 25% a 30%.
Met het terugbetaalschema verwacht ik een redelijk voorstel wat niet gebasseerd is op dat [gedaagde 1] wel of geen werk heeft. Daar hoef ik geen last van te hebben.
Mochten jullie kiezen voor optie 2, dan hoeven jullie verder niks te doen en niet te reageren.”
2.13.1.
[gedaagde 1] heeft op 25 januari 2021 om 16:43 geantwoord:

Mijn voorstel was om deze situatie voor te leggen aan een onafhankelijk derde. Zodat recht kan worden gedaan aan alle betrokkenen. Op deze manier kan optie 1 eerlijk en rechtvaardig worden overeengekomen. Zolang niet bevestigd is door een deskundige dat de overeenkomst van optie 1 recht doet aan allen, ga ik daar niet voor ondertekenen.
Ik vind het heel jammer dat je niet in het voorgestelde proces betrokken wilt worden, maar dat is jouw goed recht. Eveneens als je besluit tot optie 2 over te gaan.
Mocht je alsnog open staan voor een gezamenlijk (niet bindend) advies gesprek, die we overigens ook eventueel eerst apart kunnen voeren met de derde, dan hoor ik dat graag.
2.14.
In de periode daarna hebben partijen geprobeerd een afspraak te maken voor overleg. Ook zijn ze blijven zoeken naar een oplossing. Zo is geappt over de mogelijkheid dat [gedaagde 1] de inleg van [eiser] terugbetaalt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. de verklaring voor recht dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen tot
betaling van een bedrag van € 101.000 plus de buitengerechtelijke kosten
onder III en dat gedaagden gebonden zijn aan de overeenkomst van 18 januari 2021;
II. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van het bedrag van € 101.000 plus de wettelijk rente vanaf 30 maart 2021;
III. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.159,85;
IV. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en nakosten.
Subsidiair
V. de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2], dan wel [gedaagden] gezamenlijk hoofdelijk tekortgeschoten zijn in de tussen partijen gemaakte afspraken;
VI. de verklaring voor recht dat [gedaagde 1], dan wel [gedaagde 2], dan wel [gedaagden] gezamenlijk, onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld;
VII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om het aantal van 6 Bitcoins van [eiser] terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van 6 Bitcoins dan wel in € 178.850 of $ 216.000 uitgaande van de datum van 18 januari 2021, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijk rente;
VIII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om het aantal van 0,8 Bitcoins van [eiser] terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van 0,8 Bitcoins in € 23.846,00 of $ 28.800 uitgaande van de datum van 18 januari 2021, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijk rente;
IX. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om het aantal van 0,5 Bitcoins van [eiser] terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van 0,5 Bitcoins in € 14.904 of $ 18.000 uitgaande van de datum van 18 januari 2021, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijk rente;
X. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden], om het aantal kleine cryptomunten, inhoudende 2.500 iOTA, 8.000 Stellar, 10 Monero, 20.000 Matic, 250.000 Ncash en 100 NEO aan [eiser] te voldoen, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van deze kleine cryptomunten per datum 18 januari 2021 in € 7.216 of $ 8.718, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijke rente;
XI. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om het aantal cryptomunten in ICO terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van de "coin" per datum dagvaarding of het aankoopbedrag van € 470 plus de wettelijke rente;
XII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om 0,050 Bitcoins terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van 0,050 Bitcoins per 18 januari 2021 in € 1.490 of $ 1.800, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijke rente;
XIII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om 0,1 Bitcoins terug te storten, dan wel terug te betalen het bedrag gelijk aan de waarde van 0,1 Bitcoins per 18 januari 2021 in € 2.890 of $ 3.600, dan wel de waarde per datum dagvaarding, plus de wettelijke rente;
XIV. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om het geleende bedrag van € 5.650 plus de buitengerechtelijke kosten van € 795,58 plus de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 te voldoen;
daarbij de termijnen qua peildatum voor de waarde en terugbetaling/storting genoemd in vorderingen VII tot en met XIV aan te passen binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
XV. de verklaring voor recht dat alle overeenkomsten aangaande het handelen met, dan wel het aanhouden van, cryptomunten zijn ontbonden per 18 januari 2021;
XVI. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en nakosten.
Meer subsidiair
XVII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om de totale inleg van [eiser] ten behoeve van het handelen met dan wel het aanhouden van cryptomunten van € 12.350 aan [eiser] terug te betalen plus de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding;
XVIII. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om aan [eiser] zijn inleg van 21,174 BNB dan wel € 317,61 terug te betalen plus de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding;
XIX. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om aan [eiser] zijn inleg van 4,291 Bitcoins dan wel $ 25.004 terug te betalen plus de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding;
XX. de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om aan [eiser] het geleende bedrag van € 5.560 [noot rechtbank: bedoeld zal zijn € 5.650] terug te betalen plus de buitengerechtelijke kosten van € 795,58 en de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021;
XXI. de verklaring voor recht dat alle overeenkomsten aangaande het handelen met, dan
wel het aanhouden van, cryptomunten zijn ontbonden per datum vonnis;
XXII. de hoofdelijke veroordeling van [eiser], in de proceskosten en nakosten;
alle gevorderde bedragen te betalen binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.2.
[gedaagden] vorderen, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover op 18 januari 2021 een overeenkomst tussen [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en of [gedaagde 2] anderzijds, strekkende tot betaling van € 101.000 tot stand is gekomen:
I. primairde verklaring voor recht dat deze overeenkomst reeds vernietigd is en
subsidiarde vernietiging van deze overeenkomst;
II. de veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure inclusief de wettelijke rente.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Primaire vordering van [eiser] I tot en met IV - de vaststellingsovereenkomst
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen geen vaststellingsovereenkomst bestaat op basis waarvan [eiser] van [gedaagde 1] betaling van een bedrag van € 101.000 kan vorderen. Partijen hebben op 18 januari 2021 overeenstemming bereikt over een door [gedaagde 1] aan [eiser] te betalen bedrag van € 100.000. Dit bedrag is later verhoogd met € 1.000 in verband met notariskosten. Vervolgens zijn [gedaagde 1] en [naam] nooit ingegaan op het verzoek van [eiser] om een voorstel te doen voor de hoogte van de te betalen rente en voor de aflossing. [gedaagde 1] is gaan verwijzen naar een deskundige derde van wie hij advies wilde inwinnen. In reactie hierop heeft [eiser] eerst een keer bericht dat partijen het geschil ook aan de rechter konden voorleggen. Op 25 januari 2021 heeft [eiser] [gedaagde 1] en [naam] vervolgens bericht dat er twee opties waren: of partijen zetten de schuld van [gedaagde 1] aan [eiser] op papier bij de notaris, of [eiser] spant een civielrechtelijke procedure aan. In het geval [gedaagde 1] en [naam] zouden kiezen voor optie één dan moesten zij dezelfde dag voor 17.00 uur een voorstel doen voor de rente en het terugbetaalschema. Indien [gedaagde 1] en [naam] zouden kiezen voor optie twee dan moest de schadevergoeding opnieuw worden vastgesteld en dan hoefden ze verder niets te doen.
[gedaagde 1] heeft gereageerd, eveneens op 25 januari 2021 om 16:43 uur. Hij heeft geschreven dat zolang niet is bevestigd dat optie één recht doet aan allen, hij daar niet voor gaat tekenen.
4.2.
[eiser] heeft [gedaagde 1] en [naam] op 25 januari 2021 de keuze gegeven tussen twee opties: de optie dat € 101.000 zou worden betaald waarbij [gedaagde 1] nog die dag een voorstel moest doen voor de rente en het betaalschema en de optie dat het geschil van partijen wordt voorgelegd aan de rechter. [eiser] heeft daarmee aan [gedaagde 1] een termijn gesteld. Hij wilde kennelijk duidelijkheid: ofwel ze gingen verder met het uitwerken van de betaling van het bedrag van € 101.000, welke uitgewerkte afspraak bij de notaris moest worden vastgelegd, ofwel [eiser] ging naar de rechter. De door [eiser] gestelde termijn is verstreken zonder dat [gedaagde 1] en [naam] een voorstel deden voor de rente en een betaalschema. Daardoor gold vanaf dat moment tussen partijen optie twee. Dit betekent dat, zoals door [eiser] geschreven, de hoogte van de schadevergoeding opnieuw moet worden vastgesteld: deze kan dan zowel hoger als lager zijn dan het eerder overeengekomen bedrag van € 101.000.
4.3.
Voor zover het niet de bedoeling was van [eiser] om afstand te doen van het overeengekomen bedrag, geldt dat [gedaagde 1] daar wel op mocht vertrouwen. [eiser] had dit immers duidelijk zo geschreven in WhatsApp. Het gebruik van WhatsApp is een vrij informele manier om afspraken met elkaar te maken, maar overeenstemming over het bedrag van € 101.000 was ook via WhatsApp tot stand gekomen en er is geen grond om aan te nemen dat een meer formele weg vereist was voor het bericht van [eiser] waarbij hij afstand nam van de eerder bereikte overeenstemming omdat het hem niet snel genoeg ging.
4.4.
Een en ander betekent dat de rechtbank de primaire vordering van [eiser] tot betaling door [gedaagden] van een bedrag van € 101.000 afwijst. De rechtbank zal daarom hieronder de subsidiaire vordering van [eiser] beoordelen.
Subsidiaire vordering onder V en VI
Stellingen partijen
4.5.
[eiser] stelt dat hij in de periode van mei 2018 tot en met december 2020 diverse geldbedragen en cryptomunten heeft overgemaakt aan [gedaagde 1] met twee doelen: ofwel zou [gedaagde 1] hiermee handelen (
traden) ofwel zou [gedaagde 1] bepaalde cryptomunten voor langere termijn aanhouden. Na drie jaren is [eiser] gebleken dat [gedaagde 1] niet heeft gehandeld en dat hij ook geen munten heeft aangehouden voor een langere periode. [gedaagde 1] is gokverslaafd en heeft de cryptomunten die [eiser] ter beschikking had gesteld vergokt.
[gedaagde 1] heeft [eiser] voorgehouden dat hij gedegen onderzoek deed alvorens transacties aan te gaan en dat hij bijzonder succesvol was in het handelen met cryptomunten. Maar gaandeweg zijn, blijkens de WhatsApp correspondentie tussen partijen, de weloverwogene handel en investeringen omgeslagen in gokpogingen om louter de eigen drang van verslaving te sussen, waardoor [eiser] en anderen direct werden benadeeld, aldus nog steeds [eiser].
4.6.
[eiser] verbindt in de dagvaarding verschillende gevolgen aan het handelen van [gedaagden] jegens hem.
(i) Hij vindt dat [gedaagden] zich niet hebben gehouden aan de overeenkomst door cryptomunten niet voor langere tijd aan te houden en door te gokken met de ingelegde gelden;
(ii) Hij vindt dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld doordat [gedaagde 1] een professionele handelaar is die [eiser] op de risico’s van het handelen in cryptomunten had moeten wijzen;
(iii) Hij vindt dat [gedaagden] hem op het verkeerde spoor hebben gebracht door te vertellen dat [gedaagde 1] zo succesvol was in het handelen in cryptomunten terwijl dat helemaal niet zo was en door hem te vertellen dat hij weldoordacht te werk ging bij het handelen in de cryptomunten. Aldus is [eiser] bedrogen door [gedaagden] en heeft [eiser] gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst met [gedaagden]
Zowel het bedrog als de dwaling als de tekortkoming van [gedaagden] bij het nakomen van de overeenkomst geven [eiser] het recht om de overeenkomst met [gedaagden] te ontbinden (in geval van een tekortkoming) dan wel te vernietigen (in geval van bedrog of dwaling).
4.7.
In het petitum van de dagvaarding vordert [eiser] de verklaring voor recht dat [gedaagden] tekort zijn gekomen in de nakoming van de gemaakte afspraken en de verklaring voor recht dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Ook vordert hij de verklaring voor recht dat alle overeenkomsten aangaande het handelen met, dan wel het aanhouden van, cryptomunten zijn ontbonden per 18 januari 2021. Omdat [eiser] geen vorderingen verbindt aan zijn stellingen dat hij heeft gedwaald, dan wel is bedrogen door [gedaagden] gaat de rechtbank op deze stellingen van [eiser] niet nader in. Zij zal oordelen over de gestelde tekortkoming en onrechtmatige daad.
4.8.
[gedaagden] voeren verweer. Zij onderscheiden twee perioden waarin met name [gedaagde 1] voor [eiser] heeft gehandeld. De eerste periode was van juli 2018 tot mei 2019 en de tweede periode vanaf mei 2019 tot en met december 2020. In de eerste periode heeft [gedaagde 1] gehandeld met Bitcoins op de Bitmex-account van [eiser]. [eiser] kon zien wat er gebeurde en heeft zelf in mei 2019 geconstateerd, nadat hij weer met [gedaagde 1] in zee ging, dat 3x hopelijk scheepsrecht is. Aldus heeft [eiser] bewust zelf opnieuw het besluit genomen om met [gedaagde 1] verder te gaan, terwijl hij wist dat [gedaagde 1] bij het handelen de inleg van [eiser] had verloren. [gedaagde 1] had zelf ook ingelegd en dat geld is [gedaagde 1] ook kwijt geraakt, aldus nog steeds [gedaagden]
Ook voeren [gedaagden] aan dat [gedaagde 1] nooit een onrealistisch beeld heeft geschetst over wat zijn eigen verdiensten zijn geweest. Het was altijd zijn bedoeling om winsten te maken, maar dat is niet gelukt en vanaf enig moment heeft hij de grip verloren. Wel heeft [gedaagde 1] de situatie soms wat rooskleuriger voorgesteld en geschreven over Bitcoins die hij nooit heeft gehad.
Meerdere overeenkomsten
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van één overkoepelende overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] gedurende de periode van juli 2018 tot en met december 2020 maar dat zij in deze periode verschillende overeenkomsten hebben gesloten. [eiser] heeft steeds opnieuw geld of cryptomunten ingelegd waarmee [gedaagde 1] kon handelen en ook is gaan handelen. Ook hebben partijen bij bepaalde betalingen specifieke afspraken gemaakt waaraan [eiser] [gedaagde 1] kan houden. Elke keer als [eiser] geld of cryptomunten inlegde, was dit op basis van een nieuwe overeenkomst. De rechtbank zal per inleg van [eiser] moeten oordelen wat partijen ten aanzien van die inleg hebben afgesproken en of [gedaagde 1] de gemaakte afspraken is nagekomen.
Schending zorgplicht
4.10.
[eiser] stelt zich nog op het standpunt dat [gedaagden] professionele beleggers waren en dat de rechtbank het handelen van [gedaagden] als zodanig moet beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat tussen [eiser] en [gedaagden] niet heeft te gelden dat [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] optrad als een professional met de nodige waarborgen die daarbij horen. Het moest voor [eiser] duidelijk zijn dat [gedaagde 1] het handelen beschouwde als een vriendendienst. Weliswaar handelde [gedaagde 1] ook voor een aantal anderen, en dit wist [eiser], maar dit betekent niet [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] daarmee ook een professionele belegger was en in die hoedanigheid voor [eiser] optrad.
Handelen [gedaagde 1]
4.11.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde 1] in de eerste periode nadat hij Bitcoins van [eiser] had gekregen wel handelde, maar dat het gaandeweg omsloeg in gokken. Deze stelling heeft [eiser] verder niet toegelicht. Zo heeft hij niet gesteld op welke moment het handelen omsloeg in gokken.
4.12.
[gedaagde 1] heeft in aanvulling op hetgeen in de conclusie van antwoord is opgenomen, tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid verteld hoe het in zijn ogen is gegaan: Hij kan zich niet herinneren dat hij in 2018 aan [eiser] heeft verteld dat hij miljonair was. Ze hadden contact en [gedaagde 1] gaf aan dat hij bezig was met handelen voor anderen in Bitcoins. Dat deed hij in 2018 voor twee mensen. [gedaagde 1] wilde dat ook wel voor [eiser] doen als hij daar interesse in had. Ze spraken elkaar in die tijd vaak, onder andere als ze op weg waren naar voetbal. Het handelen voor [eiser] kon op de account van [eiser] zodat [eiser] daar zicht op had. Volgens [gedaagde 1] was de afspraak dat als er winst zou worden gemaakt op de investeringen met het geld van [eiser], [gedaagde 1] daar een percentage van zou krijgen. [gedaagde 1] deed wel echt analyses in die tijd en nam risico’s met een hogere hefboom. Het rapport dat hij naar [eiser] heeft gestuurd klopte naar zijn idee. Volgens [gedaagde 1] heeft hij Bitcoins in zijn bezit gehad, tussen de 55 en 60. Dat was misschien in 2019, maar sowieso niet in 2020 en 2021 en hij is alles kwijtgeraakt.
In mei 2019 had [gedaagde 1] eigenlijk geen idee hoeveel Bitcoins er nog waren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij gezegd dat de 30 bitcoins waarnaar hij in de e-mail van 20 mei 2019 verwijst, er nooit zijn geweest.
Hij heeft [eiser] in mei 2019 weer benaderd. Hij ging op dat moment door met handelen voor zichzelf en hij zag mogelijkheden. Hij heeft [eiser] toen benaderd met de boodschap dat hij eventueel ook zelf zou kunnen handelen, maar [eiser] vroeg of [gedaagde 1] het kon doen, waarop [gedaagde 1] heeft gezegd dat als hij dat wilde, het via de account van [gedaagde 1] zou moeten gaan.
Op enig moment, [gedaagde 1] weet niet meer wanneer, heeft hij [eiser] verteld dat hij 6 Bitcoins had, maar dat klopte niet. [gedaagde 1] schaamde zich en durfde niet te vertellen dat sprake was van verlies. Dat heeft hij, naar hij zelf zegt ongeveer anderhalf jaar vol gehouden. Hij bleef geld accepteren van [eiser] in de hoop dat hij die 6 Bitcoins toch nog voor hem kon maken.
Vervolgens heeft [gedaagde 1] verteld dat hij de situatie in 2020 beter heeft voorgedaan, maar dat hij niet meer weet of dat in 2019 ook het geval was.
4.13.
Aldus heeft [gedaagde 1] een niet helemaal consistent verhaal verteld over wat er precies is gebeurd. Wel blijkt hieruit dat [gedaagde 1] vanaf enig moment richting [eiser] de situatie beter heeft voorgesteld dan deze werkelijk was en dat hij zelf hiervoor een periode van anderhalf jaar heeft genoemd. In mei 2019 zou [gedaagde 1] 30 Bitcoins hebben verloren en weer terug hebben gewonnen, maar die Bitcoins heeft hij kennelijk toch nooit gehad. Ook heeft hij [eiser] op enig moment verteld dat hij 6 Bitcoins voor hem had, die er niet waren en later dat hij ook nog 0,8 Bitcoins voor [eiser] hield. In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] geschreven dat hij op enig moment de grip is verloren.
4.14.
Gelet op de stellingen van partijen legt de rechtbank het omslag punt in mei 2019.
In de periode van juli 2018 tot mei 2019 handelde [gedaagde 1] via de account van [eiser] zodat [eiser] precies kon volgen wat er gebeurde. [gedaagde 1] heeft toen zelf ook Bitcoins op de account van [eiser] gestort en [eiser] volgde de ontwikkelingen op zijn account. Zo heeft hij op 20 mei 2019 aan [gedaagde 1] geschreven dat [gedaagde 1] hem op de hoogte moest gaan houden: “
Want nu kan ik niet meer zelf checken.” Hieruit leidt de rechtbank af dat [eiser] de verliezen op zijn eigen Bitmex account heeft gezien, maar daarop geen actie heeft ondernomen.
[eiser] heeft niet gesteld, noch is anderszins gebleken dat [gedaagde 1] hem in de periode voor mei 2019 valse voorspiegelingen heeft gedaan. [eiser] verteld dat [gedaagde 1] hem op enig moment heeft verteld dat hij multimiljonair was, maar hij wist niet of dit al in 2018 was. Vanaf mei 2019 is [gedaagde 1] echter aantoonbaar dingen gaan vertellen die niet klopten. Hij heeft geschreven dat hij bijna 30 Bitcoins had verloren, maar hij heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij in mei 2019 niet meer wist wat precies de stand van zaken was. Hij heeft ook erkend dat hij een gokverslaving had en dat hij zich op enig moment bewust is geworden dat dit zijn handelen beïnvloedde en hij heeft erkend dat hij op enig moment de grip is verloren. Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat [gedaagde 1] vanaf mei 2019 niet meer handelde, zoals hij met [eiser] had afgesproken, maar aan het gokken was.
4.15.
Door niet te handelen, maar te gokken, is [gedaagde 1] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten tussen [eiser] en [gedaagde 1] voor zover deze zagen op het door [gedaagde 1] voor [eiser] handelen in cryptomunten. Dit betekent dat dat de vordering van [eiser] onder V. inzake de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in tussen partijen gemaakte afspraken kan worden toegewezen voor zover het betreft de periode vanaf mei 2019. De rechtbank zal in het hiernavolgende oordelen welke overeenkomsten het betreft.
[gedaagde 2]
4.16.
[eiser] heeft op 24 oktober 2019 een bedrag van € 2.000 overgemaakt aan [gedaagde 2] en op 13 maart 2020 een bedrag van € 750. Uit niets blijkt echter dat [eiser] op enig moment een overeenkomst met [gedaagde 2] heeft gesloten. Zijn contacten had hij steeds met [gedaagde 1]. De enkele omstandigheid dat hij twee keer bedragen naar [gedaagde 2] heeft overgemaakt, betekent niet dat dus tussen [eiser] en [gedaagde 2] een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot deze bedragen of met betrekking tot alle overige betalingen die [eiser] in de periode tussen juli 2018 en januari 2021 heeft verricht. Dit betekent dat de gevraagde verklaring voor recht inzake de toerekenbare tekortkoming niet jegens [gedaagde 2] zal worden uitgesproken.
Onrechtmatig handelen
4.17.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van tussen partijen gesloten overeenkomsten, heeft [eiser] geen belang meer bij zijn vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld voor zover het gaat om de periode van mei 2019 tot en met december 2020. Voor de periode voor mei 2019 geldt dat – zoals hiervoor overwogen - [gedaagde 1] in die periode nog wel aan het handelen was voor [eiser], zodat de vordering tot verklaring voor recht dat [gedaagde 1] in die periode onrechtmatig heeft gehandeld een feitelijke grondslag mist.
4.18.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank onder 4.16 heeft overwogen, concludeert zij dat dit gedeelte van de vordering van [eiser] ook niet jegens [gedaagde 2] zal worden toegewezen.
4.19.
Omdat de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd dat [gedaagde 1] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van overeenkomsten met [eiser] voor zover die inhielden dat [gedaagde 1] voor [eiser] zou gaan handelen in cryptomunten dan wel cryptomunten voor [eiser] zou houden vanaf mei 2019, dient de rechtbank nu per transactie te beoordelen of dit oordeel daarop van toepassing is en wat dit betekent voor de betreffende transactie.
Subsidiaire vordering onder VII, VIII en IX – terugbetaling van toegezegde cryptomunten
4.20.
[gedaagde 1] heeft [eiser] herhaaldelijk voorgespiegeld dat hij 6 Bitcoins – en later – 0,8 Bitcoins voor hem had. [eiser] vordert op basis daarvan uitbetaling als schadevergoeding omdat is gebleken dat die Bitcoins er niet (meer) zijn. Deze uitbetaling kan geschieden ofwel door de betaling van 6,8 Bitcoins, of van de waarde van 6,8 Bitcoins op 18 januari 2021, dan wel de waarde van 6 Bitcoins per de datum dat deze zijn toegezegd en de waarde van 0,8 Bitcoins op de datum waarop is bevestigd dat de 0,8 Bitcoins ondanks toezeggingen van [gedaagde 1] nooit zijn overgemaakt.
4.21.
Verder zou [gedaagde 1] nog 0,5 Bitcoins voor [eiser] in zijn eigen wallet hebben. [eiser] had 0,367 Bitcoins ingezet die volgens [gedaagde 1] nadien door middel van handelen 1,3 Bitcoins zijn geworden. [eiser] heeft om uitbetaling van 0,8 Bitcoins verzocht en [gedaagde 1] heeft dat toegezegd maar betaling bleef uit en [gedaagde 1] gaf later ook toe dat het een leugen was. Een en ander betekent volgens [eiser] dat [gedaagde 1] nog 1,3 minus 0,8 Bitcoins in zijn bezit heeft voor [eiser] en dat hij deze aan [eiser] moet betalen.
4.22.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij geen Bitcoins van [eiser] heeft. Hij heeft alleen aan [eiser] verteld dat hij deze Bitcoins met handelen had gerealiseerd om de situatie mooier voor te stellen.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde 1] thans 6,8 Bitcoins voor [eiser] in zijn bezit heeft. Dat [gedaagde 1] gokverslaafd is, is niet in geschil en [eiser] heeft zelf aangevoerd dat [gedaagde 1] de Bitcoins heeft vergokt. Gelet op dit een en ander concludeert de rechtbank dat tussen partijen vaststaat dat [gedaagde 1] geen Bitcoins heeft die hij voor [eiser] houdt.
4.24.
Het is verkeerd dat [gedaagde 1] aan [eiser] heeft geschreven dat hij, [gedaagde 1], Bitcoins voor hem in zijn bezit had. [eiser] heeft recht op schadevergoeding voor schade die hij leed doordat [gedaagde 1] de overeenkomsten niet nakwam en is gaan gokken in plaats van is gaan handelen. Dit betekent echter niet dat [gedaagde 1] (de waarde van) deze voorgespiegelde Bitcoins als schadevergoeding aan [eiser] moet vergoeden. Dat [eiser] juist die bedragen zou hebben ontvangen als [gedaagde 1] de overeenkomsten wel was nagekomen en had gehandeld voor [eiser] is niet voldoende onderbouwd. [gedaagde 1] wekte wel (ten onrechte) verwachtingen, maar hij heeft bij het aangaan van de overeenkomsten geen winst gegarandeerd en zijn loze beloftes kunnen ook niet zo worden gezien. [eiser] heeft zijn schadevergoedingsvordering ook niet op een andere wijze onderbouwd, bijvoorbeeld met de stelling dat hij op basis van de toezeggingen inzake de Bitcoins verplichtingen was aangegaan die hij zonder de toezeggingen niet was aangegaan. Hij heeft wel verteld dat hij als horecaondernemer met het verhaal van [gedaagde 1] in zijn achterhoofd investeringen heeft gedaan, maar zijn stellingen op dit punt zijn onvoldoende concreet om daarop het oordeel te kunnen baseren dat [gedaagde 1] gehouden is door [eiser] geleden schade te vergoeden. Dit betekent dat dit gedeelte van de vorderingen van [eiser] moet worden afgewezen.
Subsidiaire vordering onder X-inleg 2.000 voor cryptomunten
4.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] op 24 oktober 2019 € 2.000 heeft overgemaakt naar [gedaagde 2]. De rechtbank heeft onder 4.16. al geoordeeld dat tussen [gedaagde 2] en [eiser] geen overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat deze tussen [gedaagde 1] en [eiser] tot stand is gekomen.
4.26.
Het was de bedoeling van partijen dat [gedaagde 1] voor dit bedrag cryptomunten zou aanschaffen, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarmee heeft [gedaagde 1] de overeenkomst tussen partijen niet uitgevoerd. Daarmee is hij toerekenbaar tekortgekomen in de nakoming van die overeenkomst. Hij dient hij de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg hiervan heeft geleden.
4.27.
[eiser] vordert de waarde terug van de cryptomunten die [gedaagde 1] had moeten aanschaffen. Er zou geïnvesteerd zijn in, althans de volgende cryptomunten zouden zijn aangekocht: 2.500 iOTA, 8.000 Stellar, 10 Monero, 20.000 Matic, 250.000 Ncash en 100 NEO. [eiser] vordert dat [gedaagde 1] deze cryptomunten terugstort, dan wel het bedrag betaalt gelijk aan de waarde van deze cryptomunten op 18 januari 2021, namelijk € 7.216 of $ 8.718,00, dan wel de waarde daarvan per datum dagvaarding.
4.28.
[gedaagde 1] heeft de cryptomunten inderdaad niet gekocht. Hij voert aan dat [eiser] dan maar niet met een gokverslaafde in zee had moeten gaan. Hij vindt dat hij op zijn hoogst het door [eiser] betaalde bedrag moet terugbetalen, maar in ieder geval niet de winst die met de cryptomunten die zouden worden gekocht zou zijn behaald.
4.29.
De rechtbank heeft onder 4.15. al geoordeeld dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van met [eiser] gesloten overeenkomsten. Deze tekortkoming betreft ook deze overeenkomst voor de aanschaf van de cryptomunten. Noch afgezien van de omstandigheid dat [gedaagde 1] het bedrag van € 2.000 niet had mogen vergokken, is [gedaagde 1] überhaupt tekortgeschoten omdat hij niet zoals overeengekomen van het bedrag van € 2.000 cryptomunten heeft gekocht.
4.30.
[eiser] dient in de positie te worden gebracht waarin hij zou zijn geweest als [gedaagde 1] de opdracht wel had uitgevoerd. In dat geval had [eiser] de betreffende cryptomunten kunnen vorderen. [gedaagde 1] heeft de cryptomunten niet gekocht, dus hij kan niet tot afgifte worden veroordeeld. Uit niets blijkt dat partijen hebben afgesproken op welk moment [eiser] de cryptomunten van [gedaagde 1] kon vorderen. [eiser] vordert de waarde van de cryptomunten per 18 januari 2021. Uit de WhatsApp correspondentie volgt dat [eiser] net daarvoor erachter was gekomen dat [gedaagde 1] het door hem ter beschikking gestelde geld had vergokt en dat hij een oplossing wenste. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zij het ervoor kan houden dat [eiser] de cryptomunten per die datum heeft teruggevraagd en dat [gedaagde 1] dus de waarde per die datum moet vergoeden.
[eiser] heeft de waarde van de cryptomunten per 18 januari 2021 gesteld op € 7.216. [gedaagde 1] heeft dit bedrag niet weersproken. Dit betekent dat de rechtbank [gedaagde 1] zal veroordelen dit bedrag aan [eiser] te betalen. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de rente als op de wet gegrond zal toewijzen. [eiser] specificeert echter niet vanaf welke datum [gedaagde 1] de rente moet betalen. De rechtbank zal deze dan ook toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Subsidiaire vordering onder XI - aantal cryptomunten in ICO
4.31.
[eiser] heeft op 5 februari 2020 een bedrag van € 470 betaald voor de aankoop van ICO. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was voor [eiser] niet bekend of deze munt al op de markt was. Hij vordert de waarde van de ICO-munten per 18 januari 2021, indien ze dan op de markt waren en anders de inleg van € 470.
4.32.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat deze munten nooit zijn ingevoerd en dat hij ze dus nooit heeft kunnen kopen.
4.33.
[gedaagde 1] was overeengekomen met [eiser] dat hij ICO munten zou aankopen. Dit is niet gebeurd. Er is onvoldoende gesteld voor het oordeel dat deze munten überhaupt zijn geïntroduceerd. Dit betekent dat de rechtbank [gedaagde 1] zal veroordelen om het door [eiser] ingelegde bedrag van € 470 aan [eiser] terug te betalen. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de rente als op de wet gegrond zal toewijzen. [eiser] specificeert echter niet vanaf welke datum [gedaagde 1] de rente moet betalen. De rechtbank zal deze dan ook toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Subsidiaire vordering onder XII - 0,05 Bitcoins voor Litions
4.34.
Op 23 februari 2020 heeft [eiser] 0,05 Bitcoins overgemaakt naar [gedaagde 1]. [gedaagde 1] zou hiervan 6.200 Lition coins kopen om deze voor de lange termijn voor [eiser] te houden. In de dagvaarding heeft [eiser] (onder 69.) geschreven dat hij de Lition coins terugvordert van [gedaagde 1]. In het petitum heeft hij storting van 0,05 Bitcoins gevorderd, althans betaling van de waarde ervan op 18 januari 2021.
4.35.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij de Lition coins voor [eiser] heeft gekocht en nog in zijn bezit heeft en dat hij deze aan [eiser] beschikbaar kan stellen.
4.36.
Gelet op dit een en ander leest de rechtbank het petitum van [eiser] zo, dat hij vordert dat [gedaagde 1] 6.200 Lition coins aan hem beschikbaar stelt. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering van [eiser] toewijzen. [gedaagde 1] heeft hier immers geen verweer tegen gevoerd.
Subsidiaire vordering onder XIII - 0,1 geleende Bitcoins
4.37.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] 0,1 Bitcoins heeft geleend aan [gedaagde 1].
[gedaagde 1] heeft dit niet weersproken.
4.38.
[eiser] vordert dat [gedaagde 1] 0,1 Bitcoins terugbetaalt dan wel de waarde ervan per 18 januari 2021 dan wel de waarde per datum dagvaarding. [gedaagde 1] heeft hiertegen aangevoerd dat hij hooguit gehouden is om de waarde te vergoeden van 0,1 Bitcoins per 9 oktober 2020, de datum waarop [eiser] deze Bitcoins aan [gedaagde 1] heeft overgemaakt. Dit is een bedrag van € 934,57.
4.39.
De rechtbank zal [gedaagde 1] niet veroordelen om de 0,1 Bitcoins aan [eiser] terug te geven. Voor een veroordeling is ten minste nodig dat teruggave mogelijk is. Dat staat niet vast. Aannemelijk is dat [gedaagde 1] ook deze 0,1 Bitcoins heeft vergokt.
4.40.
[eiser] heeft dan recht op vervangende schadevergoeding. [gedaagde 1] had de 0,1 Bitcoins immers slechts te leen. Omdat hij deze niet kan terugbetalen, moet hij de waarde ervan aan [eiser] vergoeden. [gedaagde 1] voert aan dat dit de waarde per datum inleg is, maar licht dit niet verder toe. Dat lijkt de rechtbank niet juist. Het gaat om de waarde van de 0,1 Bitcoins per de datum dat [gedaagde 1] deze aan [eiser] moest terugbetalen. Uit niets blijkt echter wat partijen hebben afgesproken over de datum van teruggave. [eiser] vordert de waarde van de 0,1 Bitcoins per 18 januari 2021. Uit de WhatsApp correspondentie volgt dat [eiser] net daarvoor erachter was gekomen dat [gedaagde 1] het door hem ter beschikking gestelde geld had vergokt en dat hij een oplossing wenste. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zij het ervoor kan houden dat [eiser] de 0,1 Bitcoins per die datum heeft teruggevraagd en dat [gedaagde 1] dus de waarde per die datum moet vergoeden.
[eiser] heeft de waarde van 0,1 Bitcoins per 18 januari 2021 gesteld op € 2.890. [gedaagde 1] heeft dit bedrag niet weersproken. Dit betekent dat de rechtbank [gedaagde 1] zal veroordelen dit bedrag aan [eiser] te betalen. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de rente als op de wet gegrond zal toewijzen. [eiser] specificeert echter niet vanaf welke datum [gedaagde 1] de rente moet betalen. De rechtbank zal deze dan ook toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Subsidiaire vordering onder XIV - Lening
4.41.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] een bedrag van € 5.650 heeft geleend van [eiser] en dat hij dit bedrag terug moet betalen. De rechtbank zal [gedaagde 1] hiertoe veroordelen.
4.42.
[eiser] vordert de wettelijke rente over het geleende bedrag vanaf 26 mei 2021 en hij vordert daarbij vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 795,58. [eiser] verwijst naar de brief van zijn advocaat van 26 mei 2021 waarin de terugbetaling van de lening wordt gevorderd binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief en waarin de buitengerechtelijke incassokosten worden gevorderd indien [gedaagde 1] het bedrag van de lening niet binnen vijftien dagen terugbetaald.
4.43.
[gedaagde 1] heeft niet weersproken dat hij de brief van 26 mei 2021 heeft ontvangen en hij heeft ook geen verweer gevoerd tegen de in de brief opgenomen termijn waarbinnen de lening moet worden terugbetaald. De termijn is gesteld op vijftien dagen na ontvangst van de brief. De rechtbank zal de ontvangst zetten op twee dagen na de datering van de brief. Dit betekent dat het bedrag van de lening op 12 juni 2021 opeisbaar was. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf deze datum. Ook de buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank toewijzen, omdat de brief van 26 mei 2021 voldoet aan de hiervoor wettelijk gestelde eisen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat [gedaagde 1] niet eerder in verzuim was voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten.
4.44.
Een en ander betekent dat de rechtbank [gedaagde 1] zal veroordelen aan [eiser] een bedrag te betalen van € 5.650 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2021 en een bedrag van € 795,58 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021.
4.45.
Voor zover de rechtbank subsidiaire vorderingen van [eiser] niet toewijst vordert hij meer subsidiair zijn inleg terug. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van schadevergoeding in de vorm van betaling van 6,8 plus 0,5 Bitcoins dan wel de waarde hiervan afgewezen. Dit betekent dat de rechtbank thans zal beoordelen of [eiser] recht heeft op terugbetaling van zijn inleg, voor zover de rechtbank dit niet al bij de behandeling van de subsidiaire vordering heeft besproken.
Meer subsidiaire vordering XVII
4.46.
[eiser] vordert aan inleg in contanten een bedrag terug van € 12.350.
Over een bedrag van € 2.000 heeft de rechtbank al geoordeeld onder 4.30. en over een bedrag van € 470 heeft de rechtbank al geoordeeld onder 4.33.
Verder gaat het nog om een betaling van € 2.000 aan [gedaagde 1] op 11 februari 2020, een bedrag van € 7.130 aan [gedaagde 1] op 20 mei 2019 en een bedrag van € 750 aan [gedaagde 2] op 13 maart 2020.
4.47.
Voor wat betreft de betaling aan [gedaagde 2] verwijst de rechtbank naar hetgeen ze onder 4.25. heeft overwogen.
4.48.
Van het bedrag van € 2.000 heeft [gedaagde 1] 0,205 Bitcoins gekocht die [eiser] ook heeft ontvangen. Dit betekent dat [eiser] geen recht heeft op terugbetaling van het bedrag van € 2.000. Hij heeft hier immers Bitcoins voor gekregen.
4.49.
De resterende bedragen van € 7.130 en € 750 zijn overgemaakt op een moment dat de rechtbank het handelen van [gedaagde 1] kwalificeert als gokken. Dit is niet wat partijen hadden afgesproken. Dit betekent dat [gedaagde 1] bij de uitvoering van deze overeenkomsten met [eiser] is tekortgeschoten. Hij dient de door [eiser] geleden schade te vergoeden. De rechtbank stelt deze schade vast op de door [eiser] meer subsidiair gevorderde bedragen. Totaal gaat het om een bedrag van € 7.880. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de gevorderde rente als op de wet gegrond zal toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Meer subsidiaire vordering onder XVIII
4.50.
Op 8 maart 2020 heeft [eiser] 21,174 Binance ingelegd zodat [gedaagde 1] hiermee kon handelen. Deze cryptomunten zijn er niet meer. [eiser] stelt dat hij 21,174 Binance had aangekocht voor een bedrag van € 317,61 en dat dit bedrag moet worden vergoed.
4.51.
[eiser] heeft de cryptomunten ingelegd op een moment dat de rechtbank het handelen van [gedaagde 1] kwalificeert als gokken. Dit is niet wat partijen hadden afgesproken. Dit betekent dat [gedaagde 1] bij de uitvoering van deze overeenkomst met [eiser] is tekortgeschoten. Hij dient de door [eiser] als gevolg hiervan geleden schade te vergoeden.
4.52.
[gedaagde 1] voert nog aan dat sprake is van eigen schuld omdat [eiser] wist dat [gedaagde 1] gokverslaafd was en dus niet met hem in zee had moeten gaan. Daar gaat de rechtbank aan voorbij. Het kan zijn dat [eiser] wist dat [gedaagde 1] in het verleden, ver voor 2018 last had van een gokverslaving. Dit betekent echter niet dat hij daar in 2019 en 2020 nog bedacht op moest zijn. Het lag veel eerder op de weg van [gedaagde 1] zelf om [eiser], zijn neef, tegen zijn (herleefde) gokverslaving te beschermen. Het beroep op eigen schuld van [gedaagde 1] wijst de rechtbank dan ook af.
4.53.
De rechtbank stelt de door [eiser] geleden schade vast op het door [eiser] gevorderde bedrag van € 317,61, omdat [gedaagde 1] op dit punt geen verweer heeft gevoerd. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de gevorderde rente als op de wet gegrond zal toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Meer subsidiaire vordering onder XIX
4.54.
[eiser] stelt dat hij 4.291 Bitcoins heeft ingelegd, en dat deze Bitcoins een waarde vertegenwoordigen van $ 25.004. Dit bedrag vordert hij van [gedaagde 1].
4.55.
Het gaat om de volgende betalingen:
  • 0,566 Bitcoins en 0,512 Bitcoins op 19 juli 2018;
  • 2,762 Bitcoins op 7 januari 2019;
  • 0,05 Bitcoins op 23 februari 2020;
  • 0,138 Bitcoins op 7 maart 2020;
  • 0,1 Bitcoins op 9 oktober 2020; en
  • 0,367 Bitcoins op 4 november 2020.
4.56.
De rechtbank heeft onder 4.15 al geoordeeld dat het handelen van [gedaagde 1] pas vanaf mei 2019 kwalificeert als gokken en dat [gedaagde 1] pas vanaf dat moment toerekenbaar is tekortgeschoten. Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van [eiser] voor zover ze betrekking hebben op de betalingen in juli 2018 en januari 2019 afwijst.
4.57.
De rechtbank heeft voorts onder 4.36. al geoordeeld over de betaling aan [gedaagde 1] van 0,05 Bitcoins en onder 4.40. over de betaling aan [gedaagde 1] van 0,1 Bitcoins.
0,138 Bitcoins op 7 maart 2020, en 0,367 Bitcoins op 4 november 2020.
4.58.
De 0,138 Bitcoins en de 0,367 Bitcoins heeft [eiser] overgemaakt naar [gedaagde 1] op een moment dat de rechtbank het handelen van [gedaagde 1] kwalificeert als gokken. Dit is niet wat partijen hadden afgesproken. Dit betekent dat [gedaagde 1] bij de uitvoering van deze overeenkomsten met [eiser] tekort is geschoten. Hij dient de door [eiser] als gevolg hiervan geleden schade te vergoeden.
4.59.
[eiser] vordert terugbetaling van de Bitcoins. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 1] de Bitcoins niet meer heeft, dus dan kan hij ook niet worden veroordeeld ze terug te betalen. [eiser] heeft in dat geval de schade voor het totale aantal door hem overgemaakte Bitcoins, 4,291, bepaald op $ 25.004, omgerekend € 21.175,15. Hij heeft geen toelichting gegeven hoe hij tot dit bedrag is gekomen, anders dan dat er een valutadatum is gebruikt van 16 juli 2021. Per Bitcoin is dit een bedrag van € 4.935,78. Voor 0,138 en 0,367 Bitcoins is dit een bedrag van € 2.492,06.
4.60.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat de waarde van de Bitcoins die hij heeft verhandeld moet worden bepaald op de waarde per datum inleg. Voor 0,138 Bitcoins is dit een bedrag van € 1.088,52 en voor 0,367 Bitcoins een bedrag van € 4.428,89. Hiermee heeft [gedaagde 1] het door [eiser] gevorderde bedrag niet weersproken; zijn berekening komt immers op een hoger bedrag uit.. Dit betekent dat rechtbank het door [eiser] gevorderde bedrag zal toewijzen. [eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. [gedaagde 1] heeft op dit punt enkel aangevoerd dat hij geen rente verschuldigd is en licht dit niet nader toe, zodat de rechtbank dit verweer afwijst en de gevorderde rente als op de wet gegrond zal toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
Meer subsidiaire vordering onder XX
4.61.
Over de lening tussen partijen heeft de rechtbank onder 4.44. al geoordeeld.
Subsidiaire vordering onder XV en meer subsidiaire vordering onder XXI
4.62.
[eiser] vordert ook nog de verklaring voor recht dat alle overeenkomsten aangaande het handelen met, dan wel het aanhouden van cryptomunten zijn ontbonden per 18 januari 2021. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is zij van oordeel dat [eiser] bij dit gedeelte van zijn vorderingen geen belang meer heeft, zodat deze kunnen worden afgewezen.
Conclusie
4.63.
[gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.216, een bedrag van € 470, een bedrag van € 2.890, een bedrag van € 7.880, een bedrag van € 317,61 en een bedrag van € 2.492,06, totaal € 21.265,67 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, 4 augustus 2021.
4.64.
[gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van de lening van € 5.650 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2021 en een bedrag van € 795,58 voor buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021.
4.65.
[gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot afgifte van 6.200 Lition coins.
Proceskosten
4.66.
De rechtbank zal [gedaagde 1] veroordelen tot het betalen van diverse bedragen aan [eiser]. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om [gedaagde 1] in de proceskosten te veroordelen. Voor de bepaling van de hoogte van de liquidatiekosten zal de rechtbank het door [gedaagde 1] aan [eiser] te betalen bedrag tot uitgangspunt nemen. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op een bedrag van € 131,66 aan kosten dagvaarding, € 1.666 voor griffierecht en € 1.442 voor salaris advocaat (2 punten à € 721, tarief III), totaal een bedrag van € 3.239,66.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.
in reconventie
4.67.
De rechtbank is van oordeel dat door haar afwijzing van de primaire vordering van [eiser], niet is voldaan aan de door [gedaagde 1] gestelde voorwaarde voor de vordering in reconventie. Dit betekent dat de rechtbank deze vordering niet zal behandelen. Hierin ziet zij aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart voor dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van overeenkomsten die hij na vanaf mei 2019 met [eiser] heeft gesloten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 21.265,67 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5.650 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 795,58 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] tot afgifte aan [eiser] van 6.200 Lition coins;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 3.239,66 en op € 163 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening;
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. tot en met 5.6. uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9.
verstaat dat de rechtbank niet toekomt aan de behandeling van de vordering in reconventie;
5.10.
compenseert de proceskosten in reconventie in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.