ECLI:NL:RBDHA:2022:16099
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van schijnrelatie en gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder over de afwijzing van een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser, van Surinaamse nationaliteit, had een aanvraag ingediend om bij zijn partner in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt van verweerder dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de aanvraag rechtvaardigden, en dat er sprake was van een schijnrelatie. Eiser had eerder meerdere aanvragen gedaan, die ook waren afgewezen, en verweerder had twijfels over de oprechtheid van de relatie, mede door tegenstrijdige verklaringen en het ontbreken van bewijs van een duurzame relatie. Eiser betoogde dat er wel degelijk sprake was van een affectieve en exclusieve relatie en dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen nieuwe feiten had aangedragen die de afwijzing konden onderbouwen en dat de eerdere afwijzingen nog steeds van toepassing waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten bij herhaalde aanvragen en de beoordeling van de oprechtheid van relaties in het vreemdelingenrecht.