ECLI:NL:RBDHA:2022:1954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
NL21.14987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. van Boven - Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke lus en aanhouding in asielprocedure afgewezen; beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.M. van der Mark, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 1 september 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om de zaak aan te houden en een bestuurlijke lus toe te passen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was voor een bestuurlijke lus, omdat de juridische situatie was gewijzigd door recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit gebreken vertoonde en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van de overwegingen in het proces-verbaal. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14987
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 1 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 24 februari 2022 heeft verweerder de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden, zodat eiser aanvullend gehoord kan worden en er een aanvullend voornemen en besluit genomen kan worden, gelet op de Afdelingsuitspraken [1] met betrekking tot afvalligheid en atheïsme.
De rechtbank heeft dit verzoek op 25 februari 2022 vooralsnog afgewezen en verweerder gevraagd mee te delen waarom het bestreden besluit niet wordt ingetrokken gelet op zijn eerdere mededelingen.
Bij brief van 28 februari 2022 heeft verweerder de rechtbank verzocht om een bestuurlijke lus toe te passen en het onderzoek aan te houden voor enige tijd.
Eiser heeft desgevraagd op dit verzoek gereageerd.
De rechtbank heeft dit verzoek op 1 maart 2022 vooralsnog afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Shiranian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met inachtneming van de overwegingen in dit proces-verbaal;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518 (vijftienhonderdachttien euro).

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat het toepassen van een bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb [2] een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank is. [3] De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen ruimte om een bestuurlijke lus toe te passen.
2. De rechtbank verwijst in dit verband naar de tekst en commentaar bij artikel 8:51a van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat toepassing van de bestuurlijke lus in dit geval niet de voorkeur verdient. De juridische situatie is inmiddels aanzienlijk gewijzigd. In de Afdelingsuitspraken van 19 januari 2022 is geoordeeld dat er een nieuwe werkwijze nodig is voor het beoordelen van asielaanvragen van vreemdelingen die aanvoeren dat zij afvallig of atheïstisch zijn. Vaststaat dat de beoordeling in deze zaak niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Het door verweerder ter zitting gedane beroep op het arrest Alheto [4] slaagt daarom niet.
3. Er valt niet goed te overzien of herstel van het gebrek binnen redelijke tijd mogelijk is, aangezien verweerder zelf heeft aangegeven in zijn brieven van 24 en 28 februari 2022 dat eiser aanvullend moet worden gehoord en dat er een aanvullend voornemen en besluit genomen zullen worden. Verweerder heeft in zijn brief van 28 februari 2022 verder meegedeeld dat niet kan worden uitgesloten dat een aanvullend gehoor conform de nieuwe werkinstructie 2022/3 een ander licht zal werpen op de tegengeworpen tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser. De enkele mededeling van verweerder dat hij in deze procedure de snelheid zal betrachten die deze procedure toekomt is onvoldoende voor het oordeel dat herstel van het gebrek binnen redelijke tijd mogelijk is.
4. Gelet op bovenstaande motivering is de rechtbank eveneens van oordeel dat aanhouding in dit geval niet op zijn plaats is.
5. Verweerder heeft erkend dat onderhavige zaak geraakt wordt door de recente uitspraken van de Afdeling van 19 januari 2022. Ook heeft verweerder erkend dat er een aanvullend gehoor conform de nieuwe werkinstructie 2022/3 dient plaats te vinden. Met het verzoek om een bestuurlijke lus heeft verweerder tevens erkend dat het bestreden besluit gebreken kent. De rechtbank concludeert dan ook dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarin verweerder ook de in beroep overgelegde stukken betrekt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022 door mr. C. van Boven - Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL:RVS:2022:94.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van de Raad van State van 15 maart 2017. ECLI:NL:RVS:2017:712, 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4061 en 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:592.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 25 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:584.