In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.M. van der Mark, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 1 september 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om de zaak aan te houden en een bestuurlijke lus toe te passen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was voor een bestuurlijke lus, omdat de juridische situatie was gewijzigd door recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit gebreken vertoonde en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van de overwegingen in het proces-verbaal. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 maart 2022.