ECLI:NL:RBDHA:2022:2022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
NL21.20068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, had op 22 december 2021 een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over vervolging door salafistische terroristen. Eiser had verklaard dat hij na het overlijden van zijn vader in 2020 in de negatieve aandacht was gekomen van deze groepering, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. Eiser had geen concrete informatie over de groepering of de redenen waarom hij zou worden gezocht. Bovendien was het opmerkelijk dat hij pas in oktober 2021 asiel vroeg, terwijl hij al sinds medio 2020 problemen zou ondervinden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij internationale bescherming nodig had, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20068
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

ProcesverloopBij besluit van 22 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft zelf verklaard dat hij voor zijn vertrek uit Algerije op 19 maart 2019 geen problemen heeft gehad waarvoor hij internationale bescherming nodig heeft. Eisers verklaringen dat hij na het overlijden van zijn vader medio 2020 in de negatieve aandacht is komen te staan van salafistische terroristen heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Verweerder heeft daarbij kunnen tegenwerpen dat eiser geen (indicatieve) bewijsstukken ter onderbouwing van zijn verklaringen heeft overgelegd. Dat bewijsstukken van de scheiding van zijn ouders en het overlijden van zijn vader niet rechtstreeks het bestaan van de gestelde problemen onderbouwen, laat onverlet dat deze documenten zien op verklaringen die eiser in onderlinge samenhang heeft afgelegd en die door verweerder daarom terecht zijn betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
2. Voor wat betreft de kern van eisers asielrelaas heeft verweerder gemotiveerd overwogen dat eiser betrekkelijk weinig weet te vertellen over de groepering waarmee hij problemen zou hebben. Hij weet niet wie zij zijn en waarom ze hem zouden zoeken. Eiser weet evenmin inzichtelijk te maken hoe hij tot de conclusie komt dat hij wordt gezocht door een salafistische terreurgroep. Hij weet hierover alleen te melden dat hij telefonisch van zijn moeder heeft vernomen dat er herhaalde malen mensen met baarden aan haar deur waren verschenen. Volgens eiser moeten dat wel salafisten zijn. Mogelijk staan die hem naar het leven, zo stelt hij.
3. Verweerder concludeert niet ten onrechte dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij internationale bescherming nodig heeft. Verweerder heeft er daarnaast op kunnen wijzen dat niet valt in te zien dat, als de groepering eiser zoekt sinds het overlijden van diens vader medio 2020, eiser pas op 16 oktober 2021 om asiel vraagt.
4. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als ongegrond.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.