ECLI:NL:RBDHA:2022:2125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9445418 \ MB VERZ 21-1545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van boa bij verkeersboete en procesgang bij beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht op 1 augustus 2020. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, heeft herhaaldelijk de bevoegdheid van de boa 'generieke opsporing' betwist, maar deze beroepsgrond is door de kantonrechter al eerder verworpen. De kantonrechter heeft ook in deze zaak geen reden gezien om aan de bevoegdheid van de boa te twijfelen.

De zaak is behandeld op de zitting van 17 februari 2022, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene en zijn gemachtigde niet. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging van de betrokkene vaststaat, gebaseerd op digitale foto’s die het doorrijden bij rood licht documenteren. De snelheid van het voertuig en de tijdsduur van de verkeerslichten zijn ook in de beoordeling meegenomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete van € 249,00 terecht is opgelegd en dat er geen dwangsom verschuldigd is.

De gemachtigde heeft ook een ingebrekestelling ingediend, maar deze werd als prematuur beschouwd, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9445418 \ MB VERZ 21-1545
Uitspraakdatum : 3 maart 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [postcode]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: vertegenwoordiger) verschenen. Betrokkene en de gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Overwegingen

Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 1 augustus 2020 met het [kenteken] op de S102 Raamweg te ‘s-Gravenhage is doorgereden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond, terwijl betrokkene op dat moment de kentekenhouder van voornoemd voertuig was.
Aan betrokkene is een boete opgelegd van € 249,00, inclusief administratiekosten.
De gemachtigde heeft namens betrokkene beroep ingesteld en verschillende beroepsgronden aangevoerd. Ook heeft hij om vergoeding van de proceskosten verzocht.
De vertegenwoordiger heeft op alle beroepsgronden gereageerd en verzocht het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger aangegeven dat de bevoegdheid van de betrokken boa voorop staat. Er is in dit geval geen aanleiding hieraan te twijfelen. De gedraging staat vast en er is geen dwangsom verschuldigd. Op verzoek van de gemachtigde is een termijn gegeven voor het aanvullen van de gronden. Die aanvulling is gekomen op de hoorzitting van 13 april 2021.
Bevoegdheid van de boa
De gemachtigde heeft al vele malen de (in algemene bewoordingen geformuleerde) beroepsgrond over de bevoegdheid van de boa generieke opsporing aangevoerd en de kantonrechter heeft deze beroepsgrond al vele malen verworpen. Ook in dit geval ziet de kantonrechter geen reden te twijfelen aan de bevoegdheid en wijze van beëdiging van de desbetreffende boa. De beroepsgrond slaagt niet.
De gedraging staat niet vast
In het zaakoverzicht staat onder meer het volgende:
“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,8 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De tijdsduur van de geellichtfase is op de foto vermeld.”
De twee bedoelde foto’s zitten in het dossier. Op beide foto’s is te zien dat de relevante verkeerslichten rood licht uitstralen. Uit de eerste foto blijkt dat het voertuig de stopstreep bijna volledig is gepasseerd. In de databalk onder deze foto staan onder meer de volgende gegevens:
Snelheid: 53 km/h
Geeltijd: 3,4 s
Roodtijd: 0,8 s.
Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden. De neus van het voertuig is ter hoogte van de verkeerslichten. In de databalk onder deze foto staan onder meer de volgende gegevens:
Snelheid: 53 km/h
Geeltijd: 3,4 s
Roodtijd: 1,2 s.
Al deze gegevens - in onderlinge samenhang bezien - maken dat de verweten gedraging vast staat. Het voertuig reed met een snelheid van 53 km/h en de remlichten waren gedoofd. Er is dus sprake van een andere situatie dan in het (niet gepubliceerde) arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 april 2021, waar de gemachtigde een afschrift van heeft overgelegd en een beroep op heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Dwangsom
Op 16 september 2020 heeft de gemachtigde verzocht om een termijn voor het aanvullen van de gronden. De officier van justitie heeft de gemachtigde - na tussentijdse verlengingen van de beslistermijn - op 4 maart 2021 bericht dat hij tijdens het horen de gelegenheid zal krijgen de gronden aan te vullen. De hoorzitting was op 13 april 2021 en de gemachtigde heeft de gronden bij die gelegenheid aangevuld. Een redelijke uitleg van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht brengt mee dat de beslistermijn is opgeschort gedurende de op verzoek van de gemachtigde verleende termijn voor het aanvullen van de beroepsgronden. [1]
Dit alles maakt dat de beslistermijn in dit geval op 12 mei 2021 eindigde. De gemachtigde heeft de officier van justitie echter al op 19 april 2021 in gebreke gesteld. Dit is prematuur. De officier van justitie heeft daarom terecht afgezien van het vaststellen van een dwangsom. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing:

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8783.