Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum]en de Eritrese nationaliteit te bezitten.
2. Bij besluit van 16 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een mvvin het kader van nareis te verlenen ongegrond verklaard. Het daartegen door eiseres ingestelde beroep is ingetrokken op 9 november 2017.
3. Op 18 april 2018 heeft eiseres voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 29 augustus 2018 niet in behandeling genomen omdat op grond van de DublinverordeningItalië daarvoor verantwoordelijk was. Het daartegen door eiseres ingestelde beroep is ongegrond verklaard op 20 september 2018.
3. De uiterste overdrachtstermijn is vervolgens overschreden omdat eiseres met onbekende bestemming was vertrokken. Op 19 januari 2020 heeft eiseres wederom een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat zij een oproep voor de militaire dienst heeft ontvangen en zich heeft verscholen voor razzia’s. Eiseres heeft Eritrea verlaten omdat ze niet in militaire dienst wil en niet de vrijheid heeft om te weigeren. Verder heeft eiseres het land illegaal verlaten.
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Oproep militaire dienst en razzia’s
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.Van het relevante element 1 heeft verweerder de nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar de identiteit ongeloofwaardig. De andere relevante elementen heeft verweerder ook ongeloofwaardig geacht.
6. Eiseres voert aan dat zij in aanmerking dient te komen voor bescherming onder verwijzing naar het beleid in WBV 2021/5. In schooljaar 2015/2016 zou eiseres voor militaire training naar Sawa moeten gaan. Zij was toen echter al gestopt met school, en kan dus ook geen schoolrapporten overleggen van na 2013. Eiseres is in 2016 ook geregistreerd in een UNHCR kamp. Daarmee is voldoende aangetoond dat eiseres niet naar Sawa is gegaan. Eiseres is een dienstweigeraar, hierdoor is de kans dat zij ongestraft zou kunnen terugkeren naar Eritrea minimaal. Verder stelt eiseres dat verweerder er geen rekening mee houdt dat vrijstellingen van de dienstplicht met willekeur worden verleend. Het asielrelaas is ten onrechte ongeloofwaardig geacht, dus de daaraan gekoppelde conclusie dat de illegale uitreis ook ongeloofwaardig is, is onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Voor zover er niet van een illegale uitreis gesproken kan worden, geldt dat eiseres al zodanig lang weg is uit Eritrea dat de autoriteiten daaruit zullen afleiden dat zij elders een asielaanvraag heeft ingediend en daarom in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. In beroep heeft eiseres haar originele schoolpas overgelegd. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 23 augustus 2021 op het standpunt gesteld dat eiseres met dit indicatieve document haar identiteit aannemelijk heeft gemaakt. De identiteit van eiseres is daarom niet meer in geschil.
8. In geschil is wel de vraag of eiseres bij terugkeer naar Eritrea nog een militaire training zal moeten volgen en indien dat het geval is, of zij dan in aanmerking zou komen voor een vrijstelling van de dienstplicht.
9. Niet in geschil is dat eiseres in de twaalfde klas voor die training naar Sawa zou moeten gaan. Eiseres heeft enkel een schoolrapport van het schooljaar 2012/2013 overgelegd. Zij zat toen in de negende klas. Daarop doortellend zou eiseres in het schooljaar 2015/2016 in de twaalfde klas hebben gezeten. Het enkele feit dat eiseres geen rapporten heeft overgelegd van overige schooljaren, leidt niet tot de conclusie dat zij deze schooljaren daadwerkelijk niet heeft gevolgd. Er is op geen enkele wijze aangetoond of gebleken dat eiseres voordien al was gestopt met school. Eiseres is op 26 november 2016 geregistreerd in een UNHCR kamp. Dit was een aanzienlijke tijd na de afloop van haar twaalfde schooljaar. De registratie bij het UNHCR kamp sluit dus niet uit dat eiseres wel degelijk Sawa heeft bezocht. Daarom is er geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres niet naar Sawa is gegaan en dus nog dienstplichtig zou zijn bij terugkeer naar Eritrea. Om die reden kan ook niet gevolgd worden dat eiseres bij terugkeer naar Eritrea gestraft zal worden omdat zij als dienstweigeraar wordt aangemerkt.
10. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen wat is aangevoerd over de vrijstelling van de dienstplicht en de onduidelijkheden op dit punt geen bespreking, omdat niet wordt gevolgd dat eiseres nog dienstplichtig is. Dat geldt ook voor hetgeen eiseres aanvoert over de razzia’s.
11. Volgens vaststaande jurisprudentie van de Afdelingen het EHRMis het voorts aan de vreemdeling om zijn gestelde illegale uitreis uit Eritrea aannemelijk te maken. Juist omdat het onmogelijk is om een illegale uitreis met documenten te onderbouwen, komt doorslaggevend gewicht toe aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling. Daarnaast is ook relevant of de overige verklaringen van de vreemdeling geloofwaardig zijn.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde illegale uitreis van eiseres ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Verweerder heeft allereerst van belang kunnen achten dat de gebeurtenissen waarvan eiseres stelt dat deze aanleiding waren om Eritrea te verlaten, ongeloofwaardig zijn. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat eiseres een dergelijke risicovolle reis maakt zonder een duidelijk plan en de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen. Eiseres heeft verder vaag en summier verklaard over de reis en haar reisgenoten, wat eveneens maakt dat het ongeloofwaardig kon worden geacht.
13. Ten slotte wijst verweerder er in het verweerschrift van 29 januari 2022 terecht op dat het relaas van eiseres enkel bestond uit de vrees om bij terugkeer naar Eritrea naar een militair trainingskamp zou moeten, niet de vrees dat zij bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de Eritrese autoriteiten zal staan. Verder stelt verweerder terecht dat de situatie in Eritrea niet dusdanig is dat de enkele omstandigheid dat eiseres moet
terugkeren naar Eritrea strijd met artikel 3 van het EVRMoplevert.De enkele vrees van eiseres dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal staan is geen reden om hiervan af te wijken.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.