Overwegingen
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder op 16 november 2021 een terugname verzoek naar Spanje gestuurd. Spanje heeft dit verzoek op 19 november 2021 geaccepteerd.
2. Eiser stelt allereerst dat verweerder het besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft eiser namelijk verschillende rapporten en informatie aangehaald. De inhoud van deze rapporten en overige informatie
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nl. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
wordt volgens eiser ten onrechte gepasseerd in het bestreden besluit. Verweerder verwijst ten aanzien van alle door eiser ingebracht bronnen alleen naar de uitspraak van 15 juli 2021 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem.3 Volgens eiser wordt in deze uitspraak alleen ingegaan op het Country Report: Spain 2019, update 2020 (AIDA-rapport) en niet op alle andere rapporten en informatie die hij heeft ingebracht. Verder is verweerder in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op de uitspraak van de Senior High Court van het Verenigd Koninkrijk, de artikelen van de Guardian en BBC waar eiser naar heeft verwezen in dit kader, en het artikel van de NOS met als titel: ‘Incidenten leggen kwetsbaarheid migranten Spaanse groente- en fruitteelt bloot’. Volgens eiser gaat verweerder te gemakkelijk voorbij aan al deze rapporten en overige informatie.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, door in reactie op (een groot deel van) de door eiser genoemde bronnen alleen te verwijzen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juli 2021. In deze uitspraak wordt ingegaan op het door eiser genoemde AIDA-rapport, maar dit rapport verschilt van de andere rapporten en overige informatie die eiser heeft ingebracht, zodat verweerder niet kon volstaan met de enkele verwijzing naar deze uitspraak. Omdat verweerder niet, dan wel onvoldoende is ingegaan op de overige door eiser ingebrachte rapporten en informatie, is de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
4. De rechtbank ziet wel aanleiding om te onderzoeken of eiser door de handelswijze van verweerder in zijn belangen is geschaad en of er aanleiding is om de rechtgevolgen van het vernietigde besluit is stand te laten.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar twee uitspraken van de rechtbank Den Haag, van 25 augustus 20204 en van 2 februari 20215. In deze uitspraken wordt volgens verweerder ingegaan op de door eiser ingebrachte documenten, en de rechtbank concludeert dat nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie in Spanje zorgelijk is, maar dat uit het door eiser aangevoerde en de ingebrachte rapporten en informatie niet blijkt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Er is weliswaar sprake van moeilijkheden in de asielprocedure, maar er is niet gebleken dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen.
6. Eiser stelt dat er in Spanje wel sprake is van structurele en ernstige problemen ten aanzien van de asielprocedure en opvangvoorzieningen en daarom kan volgens hem ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Eiser voert hiertoe aan dat er in Spanje niet genoeg opvangplekken beschikbaar zijn voor asielzoekers. De reden daarvoor is dat het aantal asielzoekers in Spanje de afgelopen twee jaar is toegenomen en de duur van de behandeling van asielaanvragen is opgelopen tot (gemiddeld) twee jaar. Ter onderbouwing van het bovenstaande verwijst eiser naar een analyse van Refugees International van 27 juli 2020. Verder verwijst eiser naar het 'Country
Report: Spain 2019 Update' van AIDA van april 2020 (p. 34-35) en het rapport van de Spanish Commission for Refugees (CEAR) van 12 maart 2020. Daaruit blijkt dat asielzoekers eerst twee maanden moeten wachten op de registratie van hun asielaanvraag en dat zij pas daarna opvang krijgen. Op dit moment is de wachttijd voor de registratie van een asielaanvraag zes maanden. Gelet daarop is het zeer aannemelijk dat eiser bij overdracht naar Spanje geen opvang krijgt. Ter illustratie van het overvolle asielsysteem in Spanje wijst eiser op een artikel van de NOS van 9 augustus 2020 met de titel: 'Incidenten leggen kwetsbaarheid migranten in Spaanse groente- en fruitteelt bloot'. Gelet op de overgelegde rapporten en informatie ligt het volgens eiser nu op de weg van verweerder om zich te vergewissen dat Spanje zich jegens eiser zal houden aan de geldende internationale verplichtingen. De druk op het asielsysteem in Spanje is nog groter geworden door de coronacrisis. Eiser heeft dit zelf ook meegemaakt. Hij heeft namelijk, behoudens de eerste drie dagen, geen opvang gekregen in Spanje en moest op straat of in gekraakte woningen slapen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is daar niet in geslaagd.
7. De rechtbank is van oordeel dat uit de ingebrachte rapporten en informatie blijkt dat de situatie in Spanje zorgelijk is, maar niet dat de situatie zodanig is dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die in strijd zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Verweerder heeft er terecht op gewezen dat hoewel uit de analyse van Refugees International van 27 juli 2020 blijkt dat het aantal asielzoekers in Spanje in de afgelopen twee jaar is toegenomen en de wachttijd voor de behandeling van een asielaanvraag is opgelopen, uit deze analyse niet blijkt dat Dublinterugkeerders structureel geen toegang krijgen tot opvangvoorzieningen. De rechtbank leidt verder uit de AIDA-rapporten af dat er in 2018 gevallen zijn gemeld van Dublinterugkeerders die werden uitgesloten van de opvang en voorzieningen, maar wijst er ook op dat in de AIDA-rapporten staat vermeld dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia van 2019 heeft geoordeeld dat alle Dublinterugkeerders tot de opvang toegelaten moeten worden. Dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid dat Dublinclaimanten toegang tot de opvang moeten krijgen (pagina’s 46 en 74 van het AIDA-rapport van april 2020).
Hieruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten met betrekking tot het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en voorzieningen en dat
zij hier niet onverschillig tegenover staan. Uit de AIDA-rapporten volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Dit volgt evenmin uit het rapport van de CEAR van 12 maart 2020, waaruit blijkt dat sommige asielzoekers problemen ervaren bij het verkrijgen van opvang. Ook uit dit rapport kan echter niet worden afgeleid dat deze problemen structureel van aard zijn. Verder zijn de Kwalificatierichtlijn en de Opvangrichtlijn ook van toepassing in Spanje en het is aan eiser om, als de Spaanse autoriteiten zich niet aan hun internationale verplichtingen houden, daarover ter plekke te klagen. De Spaanse autoriteiten hebben bovendien met het claimakkoord gegarandeerd dat eisers asielverzoek in behandeling wordt genomen Verweerder mag dus ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8. Het persoonlijk relaas van eiser biedt evenmin aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in elk geval de eerste drie dagen, als illegaal verblijvende vreemdeling, in Spanje opvang heeft gekregen. Bovendien kan het aan eiser worden tegengeworpen dat hij niet in Spanje heeft geklaagd. Dat dit voor hem helemaal niet mogelijk zou zijn, ook vanwege de taalbarièrre, volgt de rechtbank niet zonder meer. Eiser heeft deze stelling ook niet verder onderbouwd.
9. Eiser stelt verder dat hij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Hij heeft namelijk veel last van verwoningen die hij heeft opgelopen bij steekpartijen in zijn land van herkomst. De stelling van verweerder dat deze verwondingen ontoereikend zijn om als kwetsbaar persoon te worden aangemerkt is niet correct, aldus eiser.
10. De rechtbank oordeelt als volgt. De documenten die eiser heeft overgelegd om aan te tonen dat hij als bijzonder kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt dateren reeds uit 2019. Er is niet gesteld of gebleken dat eiser op dit moment een behandeling heeft of zou moeten hebben. De enkele verklaring van eiser dat hij nog steeds als kwetsbaar moet worden aangemerkt is onvoldoende om dit aan te kunnen nemen. Bovendien geldt als uitgangspunt dat in Spanje de medische voorzieningen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat en eiser is hierin niet geslaagd. Voor zover eiser dus nog een medische behandeling nodig zou hebben, moet er vanuit worden gegaan dat hij deze ook in Spanje kan krijgen.
11. Op basis van al het voorgaande heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken op basis van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder of individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
12. Eisers stelling dat hij vanwege corona niet kan worden overgedragen aan Spanje, omdat dit onverantwoord is, volgt de rechtbank niet. De coronapandemie is geen bijzondere individuele omstandigheid die van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank wijst er op dat de ABRvS in eerdere uitspraken heeft overwogen dat de omstandigheden die maken dat de overdracht op dit moment mogelijk niet zou kunnen worden uitgevoerd, tijdelijke, feitelijke overdrachtsbeletselen zijn6. Dit maakt de vaststelling van Spanje als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eiser in beginsel alsnog kan worden overgedragen. Dat de coronapandemie inmiddels al geruime tijd duurt maakt dit niet anders. Verweerder heeft bovendien terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat Spanje ten aanzien van de corona situatie ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen eigen onderdanen, asielzoekers en Dublinclaimanten.
13. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder heeft ter zitting alsnog een gemotiveerd standpunt ingenomen over de rapporten en informatie waarop eiser een beroep heeft gedaan.
14. Omdat het beroep gegrond wordt verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).