ECLI:NL:RBDHA:2022:2381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
NL22.635 en NL22.636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de bewaring van twee Nigeriaanse eisers en hun vier minderjarige kinderen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 januari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding hebben verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 20 januari 2022 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank concludeert dat de bewaring van de kinderen onrechtmatig was, omdat in de processen-verbaal geen melding werd gemaakt van hun aanwezigheid en vrijheid. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de maatregelen van bewaring ten aanzien van de ouders rechtmatig waren, omdat er voldoende gronden waren voor de bewaring. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, met de opmerking dat de gang van zaken slordig was en dat verweerder meer aandacht moet besteden aan zorgvuldigheid in de documentatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.635 en NL22.636
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] ,eiser
en [eiseres], eiseres
V-nummers: [nummer] en [nummer]
mede namens hun minderjarige kinderen (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluiten van 13 januari 2022 heeft verweerder aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eisers hebben hiertegen allebei beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als verzoeken om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 20 januari 2022 de maatregelen van bewaring ten aanzien van eisers opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2022 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op 9 februari 2022 heropend om verweerder de gelegenheid te bieden een proces-verbaal van binnentreden aan het dossier toe te voegen. Verweerder heeft dit op 11 februari 2022 gedaan. Partijen zijn gewezen op hun recht om nader ter zitting te worden gehoord. Zij hebben hierop niet meer gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek op 14 februari 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Nigeriaanse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum] 1991 respectievelijk [geboortedatum] 1994 .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eisers schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De rechtmatigheid van de maatregelen van bewaring
3. Eisers stellen dat de processen-verbaal van staandehouding/overbrenging/ ophouding van 13 januari 2022 (model M105) betrekking hebben op eiser en eiseres. In deze processen-verbaal wordt geen melding gemaakt van hun kinderen, terwijl ook zij toen feitelijk zijn meegenomen door de vreemdelingenpolitie. Voorts stellen eisers dat ook de maatregelen van bewaring uitsluitend gericht zijn op eiser en eiseres. Dit terwijl hun kinderen feitelijk ook hun vrijheid is ontnomen. Volgens eisers is dit dus gebeurd zonder geldige titel. Dit maakt dat de maatregelen van bewaring ten aanzien van de kinderen onrechtmatig zijn. Hieruit vloeit voort dat ook de maatregelen van bewaring van eiser en eiseres onrechtmatig zijn. Voor de inbewaringstelling van een gezin is immers vereist dat
voor elk gezinslid wordt vastgesteld dat aan alle wettelijke eisen is voldaan. Eisers wijzen in dit verband op paragraaf A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire.
4. De rechtbank stelt vast dat uit het schriftelijk verslag omtrent het binnentreden van 13 januari 2022 (Model HV02) blijkt dat in de woning van eisers (ook) de vrijheid is ontnomen aan hun vier kinderen. Gelezen in combinatie met model M105 heeft verweerder afdoende inzichtelijk gemaakt dat de vier kinderen van eisers op 13 januari 2022 zijn staande gehouden.
5. De rechtbank stelt verder vast dat in de motivering van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiseres uitgebreid is ingegaan op de persoonlijke en medische omstandigheden van de vier kinderen. Dit is gedaan met het oog op de belangenafweging
die verweerder heeft gemaakt in het kader van de inbewaringstelling. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring van eiseres vermeld dat de motivering daarvan ook geldt voor haar vier minderjarige kinderen. Daarbij is aangegeven dat de kinderen nog niet voor zichzelf kunnen zorgen, dat zij afhankelijk zijn van hun moeder/ouders en dat het in hun belang is om bij hun moeder/ouders te blijven. Verweerder heeft verder nog uitdrukkelijk aangegeven dat het verblijf in de gesloten gezinsvoorziening in het belang van de kinderen van een zo kort mogelijke duur zal zijn. Volgens verweerder hadden de kinderen op het moment van inbewaringstelling geen tegengesteld belang ten opzichte van dat van hun ouders. Gelet op het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de maatregel van bewaring ten aanzien van eiseres afdoende dat deze mede geldt voor de vier kinderen van eisers.
6. Uit 4. en 5. volgt dat er een staandehouding en inbewaringstelling van de vier kinderen heeft plaatsgevonden en dat die rechtmatig zijn geweest. De beroepsgrond faalt derhalve. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank de gang van zaken onnodig slordig vindt. Voor alle duidelijkheid is het aangewezen dat in Model M105 en in de maatregel van bewaring expliciet en volledig wordt opgenomen op welke personen de desbetreffende handelingen betrekking hebben. De rechtbank geeft verweerder mee om voor dit soort eenvoudige zorgvuldigheidsaspecten meer aandacht te hebben.
De bewaringsgronden
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eisers:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek; 3m. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek;
en als lichte gronden2 vermeld dat eisers:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb hebben gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
4d. niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
8. De rechtbank stelt vast dat eisers de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist.
Lichter middel
9. Volgens eisers heeft verweerder niet of onvoldoende gemotiveerd waarom verweerder in hun geval niet heeft kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Daar komt volgens eisers bij dat verweerder wist dat eisers niet zouden meewerken aan een PCR-test. Verweerder heeft daarom kunnen voorzien dat de overdracht van het gezin naar Italië geen doorgang zou vinden. Ten onrechte heeft verweerder dus geen lichter middel opgelegd, aldus eisers.
10. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. Verweerder heeft terecht aangegeven dat de uiterste overdrachtstermijn van het gezin op 13 januari 2022 al bijna was verstreken en dat die overdracht aanvankelijk op 21 januari 2022 zou kunnen plaatsvinden. Verweerder heeft afdoende gemotiveerd dat de doorgang van die overdracht niet gewaarborgd was indien verweerder eisers niet in bewaring zou stellen. In de omstandigheid dat eisers van tevoren al kenbaar hadden gemaakt dat zij niet zouden meewerken aan de vereiste PCR-test, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de maatregel van bewaring achterwege te laten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85.
Conclusie
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
11. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 maart 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.