Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geb. datum 3] 1980 en de Iraanse nationaliteit te bezitten. Op 11 december 2018 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Daaraan heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij is bekeerd tot het christendom. Eiseres verwacht dat zij problemen krijgt met haar broer bij terugkomst. Haar broer is een strenggelovig moslim en lid van de Sepah.Hij heeft haar betrapt tijdens het lezen van de Bijbel en haar daarna mishandeld.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Eiseres heeft zich afgewend van de islam;
- Eiseres is bekeerd tot het christendom;
- Eiseres wordt door haar strenggelovige broer, die bij de Sepah is, betrapt bij het lezen van de Bijbel. Hij mishandelt haar. Eiseres krijgt hulp van haar schoonmoeder, waarna haar broer vertrekt. Na het vertrek van eiseres vindt een huiszoeking plaats en wordt haar echtgenoot ondervraagd. Zijn winkel wordt doorzocht.
3. Verweerder acht zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, als het relevante element dat zij zich heeft afgewend van de islam. De overige relevante elementen acht verweerder niet geloofwaardig. Over de bekering heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over de motieven voor haar bekering en het proces daarvan. Nu daar het zwaartepunt bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van bekeringen ligt, bieden de enige kennis van het christendom waarover eiseres beschikt en de door haar ontplooide geloofsactiviteiten onvoldoende compensatie. Deze elementen kunnen daarnaast ook geen compensatie bieden, nu eiseres ondanks de vele gesprekken met anderen over het geloof nog steeds algemeen en oppervlakkig verklaart. Aangezien de bekering door verweerder ongeloofwaardig is geacht, worden de problemen die eiseres als gevolg van haar bekering heeft ervaren ook ongeloofwaardig geacht. Zo volgt verweerder daarom allereerst niet dat eiseres zich in Iran op intensieve wijze bezig heeft gehouden met het christendom. Zij heeft daarnaast verklaard dat zij heel voorzichtig was wanneer zij de Bijbel ging lezen. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres de Bijbel las op een moment waarop zij de deur moest openlaten, terwijl zij wist dat haar broers en zussen onaangekondigd langs zouden kunnen komen. Verder heeft eiseres tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wat precies bij de huiszoeking is meegenomen. Verweerder is tot slot van oordeel dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres vanwege haar activiteiten als afvallige zal worden gezien en daarom problemen zal ondervinden bij terugkeer. Dat eiseres niet praktiseert, is onvoldoende om aan te nemen dat zij om die reden vervolgd zal worden. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar bekering tot het christendom ongeloofwaardig acht. Zij heeft gedetailleerd en uitgebreid verklaard over haar motieven voor bekering. Verder heeft verweerder de door eiseres ontplooide geloofsactiviteiten onvoldoende betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. Zo woonde eiseres al in Iran kerkdiensten bij via sociale media en heeft zij naar aanleiding daarvan belijdenis gedaan. Haar activiteiten zijn bovendien verifieerbaar aan de hand van de overgelegde derdenverklaringen. Hieraan had verweerder niet voorbij mogen gaan. Verweerder heeft ook de compensatieregel, zoals volgt uit Werkinstructie (WI) 2019/18 en de uitspraakvan de Afdelingvan 12 mei 2021 volgt, miskend. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar uitgebreide kennis van het geloof en haar activiteiten juist reden zijn voor een nadere motiveringsplicht voor verweerder. Het lag ook op de weg van verweerder om door te vragen op de door haar ontplooide activiteiten en kennis en de persoonlijke beleving van eiseres daarvan. Verweerder is verder niet ingegaan op de feitelijke aspecten van de overgelegde derdenverklaringen. Dit is in strijd met WI 2019/18. Verweerder diende ook nader te motiveren waarom de bekering ongeloofwaardig wordt geacht, terwijl haar afvalligheid geloofwaardig is geacht. In het geval van eiseres was haar afvalligheid immers een beginstap voor bekering. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat zij al vanwege haar afvalligheid risico loopt bij terugkeer.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De manier waarop verweerder asielaanvragen beoordeelt waarbij de vreemdeling zich op een bekering beroept, is vastgelegd in WI 2019/18. Daaruit volgt dat verweerder zich bij de geloofwaardigheidsbeoordeling op de volgende drie elementen richt:
- de motieven voor en het proces van bekering;
- de kennis van het nieuwe geloof en;
- de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen.
De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds worden bezien in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Dit betekent dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling, maar ook andere informatie in het dossier, zoals verklaringen van derde partijen, wordt betrokken.
De rechtbank acht deze wijze van beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde bekering aanvaardbaar.
6. Verweerder heeft de gestelde bekering van eiseres tot het christendom ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres vage en algemene verklaringen over haar motieven voor en het proces van haar bekering heeft afgelegd. In het bestreden besluit is vastgesteld dat eiseres bij haar redenen voor bekering tot het christendom over drie omstandigheden heeft verklaard. In de eerste plaats heeft eiseres het gedrag van haar zwager in positieve zin zien veranderen na diens bekering tot het christendom. Daarnaast heeft zij haar eigen gedrag in positieve zin zien veranderen na haar verdieping in het christendom. Zo ervaart zij geen woedeaanvallen meer. Tot slot heeft zij in de vader-kind verhouding met God in het christendom de vaderrol teruggevonden die zij in haar leven miste, doordat haar vader op jonge leeftijd is overleden. De uitgebreide en gedetailleerde verklaringen die eiseres hierover heeft afgelegd, heeft verweerder onvoldoende betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft zowel in het bestreden besluit als het verweerschrift onvoldoende toegelicht wat redelijkerwijze nog meer van eiseres mocht worden verwacht om wel aannemelijk te maken dat haar bekering in een diep innerlijke overtuiging is geworteld.
7. Bij de hiervoor al aangehaalde uitspraak van 12 mei 2021 heeft de Afdeling in algemene zin geoordeeld over WI 2018/10 en de toepassing ervan.Hieruit volgt dat ontoereikende verklaringen over één element van de bekering kunnen worden gecompenseerd door toereikende verklaringen over de andere twee elementen. Daarbij staat het verweerder nog steeds vrij om bij zijn beoordeling doorslaggevend gewicht toe te kennen aan ontoereikende verklaringen van een vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering, maar hij zal dan wel kenbaar moeten motiveren wat hij van de verklaringen over de overige twee elementen vindt en waarom die verklaringen de ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren. Verder dient verweerder ook daadwerkelijk en kenbaar te motiveren hoe hij overgelegde verklaringen van derden heeft gewogen in het licht van de tegenover hem afgelegde en ontoereikend geachte verklaringen over de gestelde bekering. Daarover het volgende.
8. In het bestreden besluit heeft verweerder erkend dat eiseres over enige kennis van het christendom beschikt. In het bestreden besluit is ook vastgesteld dat eiseres in Nederland is aangesloten bij een kerkgemeenschap, dat zij naar de kerk gaat en aanverwante activiteiten ontplooit. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter niet kenbaar betrokken dat eiseres daarnaast nog heeft verklaard dat zij al in Iran lid is geworden van een kerk in [plaatsnaam] en digitaal deelnam aan de kerkdiensten daarvan. Zij heeft ook vanuit Iran op digitale wijze belijdenis gedaan.Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat ook deze activiteiten door verweerder niet worden betwist, maar dat de bekering hierdoor niet alsnog geloofwaardig wordt geacht. Dit acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres ter onderbouwing van haar diverse activiteiten verklaringen van derden heeft overgelegd. Gelet op de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling dient verweerder in zijn besluitvorming kenbaar te motiveren hoe de verklaringen van deze derden zijn gewogen. In deze uitspraak verwijst de Afdeling naar het beleid van verweerder waaruit volgt dat waarde wordt gehecht aan verklaringen en/of rapporten van personen en kerkelijke instanties waarin op basis van eigen waarnemingen wordt aangegeven welke rol een vreemdeling speelt binnen een kerkelijke organisatie en hoe hij hieraan binnen de gemeenschap uiting geeft. Het gaat dan om feitelijke informatie die de verklaringen over het element ‘activiteiten’ ondersteunen. De overgelegde stukken van [Naam 5], pastoor, [Naam 6], predikant, en [Naam 7], ouderling, bevatten feitelijke informatie over de activiteiten die eiseres in het kader van haar geloof heeft verricht. Niet alleen in Nederland, maar ook in Iran. Noch uit het bestreden besluit, noch uit de nadere toelichting ter zitting, volgt in welke mate deze verklaringen de verklaringen van eiseres over de motieven voor en het proces van bekering, voor zover die tekortschieten, kunnen compenseren. De overweging in het bestreden besluit dat deze verklaringen enkel zien op de activiteiten en daardoor geen toegevoegde waarde hebben voor de beoordeling van de motieven voor en het proces van bekering van eiseres, is daarvoor onvoldoende. Bovendien heeft verweerder tegen de achtergrond van deze Afdelingsjurisprudentie ten onrechte overwogen dat juist omdat eiseres actief is bij een kerkgemeenschap en zij daar getuigenissen aflegt en bijbellessen volgt, van haar mag worden verwacht dat zij inzichtelijk kan verklaren over haar bekering. Hiermee heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de door haar ontplooide geloofsactiviteiten ten onrechte in haar nadeel meegewogen.
9. Nu verweerder de bekering ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht, ontbreekt ook de grondslag voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde problemen van eiseres met haar broer. Verweerder had deze problemen immers ongeloofwaardig geacht, mede vanwege de ongeloofwaardig geachte bekering. Zo heeft verweerder geoordeeld dat nu de bekering niet geloofwaardig wordt geacht, ook niet wordt gevolgd dat eiseres zich al in Iran op dusdanig intensieve wijze (Bijbellezen, Bijbelpassages markeren en diensten bijwonen) bezighield met het christendom. Zoals onder 8 is overwogen, heeft verweerder zich echter ter zitting op het standpunt gesteld dat niet wordt betwist dat eiseres al in Iran geloofsactiviteiten ondernam. Reeds daarom kan de motivering in het bestreden besluit geen stand houden. Daarnaast heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat eiseres de Bijbel ging lezen op een moment dat zij de deur open moest laten, terwijl zij wist dat broers en zussen onaangekondigd langs zouden kunnen komen. Nu wordt gevolgd dat eiseres de Bijbel las in Iran, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de omstandigheid dat eiseres onvoorzichtig is geweest, om die reden betekent dat de daaruit volgende problemen onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt. Verweerder heeft verder aan eiseres tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over wat bij de huiszoeking is meegenomen. Zo heeft eiseres verklaard dat haar syllabi zijn meegenomen.Als antwoord op de vraag wat eiseres hiermee bedoelt, verklaart zij: “Ik bedoel folders. Zij waren mijn handschriften want ik had aantekeningen gemaakt tijdens gesprekken met [Naam 4] in Nederland.”.Hoewel ‘syllabi’, ‘folders’ en ‘aantekeningen’ andere termen zijn, acht de rechtbank het verschil hiertussen onvoldoende zwaarwegend om tot de conclusie te leiden dat de verklaringen van eiseres al daarom ongeloofwaardig zijn.
10. Met betrekking tot de vraag of eiseres gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging, dan wel dat zij een reëel risico op ernstige schade zou kunnen lopen als zij terugkeert naar Iran, wordt het volgende overwogen. Niet is komen vast te staan dat eiseres geen gevaar loopt bij terugkeer. Verweerder is ervan uitgegaan dat de bekering van eiseres niet geloofwaardig is, zodat hierover geen standpunt is ingenomen. Verder heeft verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte slechts gevraagd wat eiseres bij terugkeer te wachten staat in het kader van haar bekering. Verweerder diende hier ook in het kader van haar afvalligheid naar te vragen. De rechtbank is daarom van oordeel dat op verweerder een nadere motiveringsplicht rust waarom niet aannemelijk is dat eiseres bij inreis in Iran problemen staan te wachten.
11. Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het maken van een geloofwaardigheidsbeoordeling is voorbehouden aan verweerder, zal de rechtbank verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).