ECLI:NL:RBDHA:2022:250
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling met Griekse vluchtelingenstatus en rechtsbijstand tijdens gehoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser, een vreemdeling van Afghaanse nationaliteit, de maatregel van vreemdelingenbewaring is opgelegd. De eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 29 december 2021 in bewaring is gesteld op basis van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de noodzakelijke documenten voor zijn terugkeer voorhanden waren of binnenkort beschikbaar zouden zijn. De rechtbank heeft de stelling van de eiser verworpen dat hij ten onrechte niet is gehoord tijdens de ophouding, en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn vluchtelingenstatus in Griekenland. De rechtbank oordeelde dat de eiser expliciet had aangegeven geen behoefte te hebben aan rechtsbijstand tijdens het gehoor, en dat de staatssecretaris voortvarend had gehandeld in de procedure. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.