Op 22 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, eigenaar van een perceel in Voorhout, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen. Dit besluit hield in dat verzoeker op straffe van een dwangsom moest stoppen met het strijdig gebruik van zijn perceel, dat volgens het bestemmingsplan agrarisch bestemd is voor bollenteelt. Verweerder had vastgesteld dat verzoeker het perceel gebruikte voor opslag van goederen, wat in strijd is met de bestemming.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het besluit voor verzoeker. Hoewel het gebruik van het perceel voor opslag niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker het perceel al 25 jaar in strijd met het bestemmingsplan gebruikt en dat handhaving in deze situatie onevenredig zou zijn. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en verweerder opgedragen het griffierecht aan verzoeker te vergoeden. Tevens zijn de proceskosten van verzoeker vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij handhaving van bestemmingsplannen, vooral wanneer er sprake is van langdurig gebruik dat in strijd is met de huidige bestemming. De voorzieningenrechter heeft de noodzaak van handhaving erkend, maar ook de gevolgen voor verzoeker in overweging genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de handhaving op te schorten totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.