ECLI:NL:RBDHA:2022:2576
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Matiging van de vergoeding voor rechtsbijstand in een strafzaak met beperkte complexiteit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door een verzoeker die verdacht werd van overtreding van artikel 179 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak tegen de verzoeker was op 15 juli 2021 geseponeerd, waarna hij op 28 september 2021 het verzoek indiende. Tijdens de behandeling van het verzoek op 8 maart 2022 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. R. Mons, en de officier van justitie, mr. S.N. Mentrop-Huliselan, waren wel aanwezig.
De verzoeker vroeg een vergoeding van € 5.706,26 voor de kosten van rechtsbijstand, maar de officier van justitie stelde dat dit bedrag gematigd moest worden tot € 1.500,00, gezien de geringe complexiteit van de zaak. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor een vergoeding, maar dat de door de advocaat opgevoerde tijdsbesteding van meer dan 22 uren als bovenmatig moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat voor deze eenvoudige zaak een vergoeding van 10 uur rechtsbijstand meer dan toereikend zou zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand gematigd tot € 2.500,00 en daarnaast een bedrag van € 340,00 toegekend voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift. De totale vergoeding die aan de verzoeker werd toegekend, bedraagt € 2.840,00. De rechtbank wees het anders of meer verzochte af. De beslissing werd genomen door mr. B.A. Sturm, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Verhagen, griffier.