Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1983 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Op 28 mei 2018 heeft eiser voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 9 augustus 2018 niet in behandeling genomen omdat op grond van de DublinverordeningItalië daarvoor verantwoordelijk was. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard op 3 september 2018.
3. Op 24 februari 2020 heeft eiser wederom een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Gambia te vrezen heeft voor de [groepering], omdat hij het lidmaatschap van dit geheime genootschap heeft afgewezen. Verder stelt hij te vrezen voor een mensenhandelaar genaamd [naam 2]
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Afwijzing van het lidmaatschap van de [groepering];
- Bedreigingen van [naam 2] en de mishandeling en het overlijden van de moeder van
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar de andere relevante elementen niet.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Eiser stelt dat hij voldoende heeft gemotiveerd waarom zijn kennis van de [groepering] gebrekkig is. Zo was hij bijvoorbeeld niet aanwezig bij de vergaderingen bij hem thuis. De [groepering] is een zeer geheim genootschap. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een citaat van Morton-Williams uit 1960.Verweerder had gemotiveerd op dit citaat moeten reageren.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser meer had moeten kunnen verklaren over de [groepering]. Eiser is immers opgegroeid met een vader en opa die actief waren binnen deze groepering. De vader van eiser wilde dat hij ook lid zou worden. Eiser is zelfs intensief in contact gekomen met de [groepering] tijdens het ritueel na het overlijden van zijn vader. Dan mag van eiser verwacht worden dat hij bijvoorbeeld namen kan noemen van de leden die bij dat ritueel aanwezig waren. Verder is verweerder voldoende op het citaat van Morton-Williams ingegaan door te verwijzen naar het EASO-rapport van november 2018, dat de recente situatie omtrent de [groepering] toelicht. Verweerder stelt daarbij terecht dat de informatie die eiser aanhaalt erg gedateerd is.
9. Eiser stelt dat het lidmaatschap bij de [groepering] en de christelijke overtuiging op gespannen voet kunnen staan met elkaar. Eiser verwijst ter onderbouwing naar bladzijde 117 van het EASO-rapport van november 2018.
10. De aangehaalde passage ziet op het verhaal van een jongeman die problemen had met de [groepering] nadat hij weigerde om lid te worden wegens zijn christelijke overtuiging. Daarmee wordt niet aannemelijk gemaakt dat het zijn van christen altijd tot problemen met de [groepering] leidt. Verweerder heeft in het verweerschrift van 14 februari 2022 terecht verwezen naar pagina 116 paragraaf 3.10.4 van het voorgenoemde EASO-rapport, waarin staat dat christenen lid kunnen zijn van de [groepering]. Verder blijkt uit de bron van de IRBwaarnaar eiser heeft verwezen juist dat de [groepering] in het algemeen erg tolerant zijn gebleken en dat zij mensen vanuit allerlei religies als lid accepteren, zolang ze maar de regels van de [groepering] volgen.
11. In de twee jaar na de dood van zijn vader heeft eiser allerlei klachten ontwikkeld. Eiser stelt dat het reëel is dat hij zijn klachten toeschrijft aan de [groepering], gelet op het sekte-achtige karakter van dit genootschap.
12. Eiser heeft de gestelde medische klachten op geen enkele wijze onderbouwd. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat geen causaal verband aannemelijk is gemaakt tussen de gestelde klachten en de gestelde problemen met de [groepering]. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser nog twee jaar in Nigeria is gebleven nadat hij het lidmaatschap van de [groepering] afgewezen zou hebben. Er is in die periode niet gebleken van problemen met de [groepering].
13. Eiser stelt dat opvolging van de positie van vader op zoon binnen de [groepering] in de praktijk voorkomt. Hij verwijst hierbij naar bladzijde 139 van het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria.
14. Uit informatie uit algemene bronnen blijkt inderdaad dat opvolging van een oudste zoon van diens vader binnen de [groepering] voorkomt. Daarmee wordt het asielrelaas van eiser echter niet aannemelijk gemaakt.
15. Eiser stelt dat het niet relevant is waar hij verbleef toen hij het nieuws hoorde dat zijn moeder was overleden. Verder is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van zijn verklaringen omtrent de mishandeling van zijn moeder door personen die [naam 2] heeft gestuurd.
16. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn verblijfsperiode in Italië, het moment van overlijden van zijn moederen het moment dat hij dit nieuws heeft gehoord.Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van dit gedeelte van zijn asielrelaas. Het is niet te volgen dat de moeder van eiser in het ziekenhuis is beland door de mishandeling en vervolgens overleden is, terwijl eiser toen nog voor [naam 2] werkte in Italië. [naam 2] zou toen immers geen reden hebben gehad om de moeder van eiser te belagen. Verweerder heeft dit terecht tegengeworpen aan eiser.
17. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.