ECLI:NL:RBDHA:2022:2583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
NL21.13586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag ongegrond verklaarde. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze was niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening. In zijn tweede aanvraag stelde eiser te vrezen voor een mensenhandelaar en voor een geheim genootschap waarvan hij het lidmaatschap had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 februari 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit geloofwaardig waren, maar dat de overige elementen van zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd waren. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims over bedreigingen en mishandeling door de mensenhandelaar en het genootschap. De rechtbank wees erop dat eiser in het verleden wisselend had verklaard over belangrijke details, zoals de dood van zijn moeder en zijn verblijf in Italië, wat afbreuk deed aan zijn geloofwaardigheid. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

ProcesverloopBij besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1983 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Op 28 mei 2018 heeft eiser voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 9 augustus 2018 niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening [1] Italië daarvoor verantwoordelijk was. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard op 3 september 2018. [2]
3. Op 24 februari 2020 heeft eiser wederom een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Gambia te vrezen heeft voor de [groepering], omdat hij het lidmaatschap van dit geheime genootschap heeft afgewezen. Verder stelt hij te vrezen voor een mensenhandelaar genaamd [naam 2]
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Afwijzing van het lidmaatschap van de [groepering];
- Bedreigingen van [naam 2] en de mishandeling en het overlijden van de moeder van
eiser.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw. [3] Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar de andere relevante elementen niet.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
[groepering]
7. Eiser stelt dat hij voldoende heeft gemotiveerd waarom zijn kennis van de [groepering] gebrekkig is. Zo was hij bijvoorbeeld niet aanwezig bij de vergaderingen bij hem thuis. De [groepering] is een zeer geheim genootschap. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een citaat van Morton-Williams uit 1960. [4] Verweerder had gemotiveerd op dit citaat moeten reageren.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser meer had moeten kunnen verklaren over de [groepering]. Eiser is immers opgegroeid met een vader en opa die actief waren binnen deze groepering. De vader van eiser wilde dat hij ook lid zou worden. Eiser is zelfs intensief in contact gekomen met de [groepering] tijdens het ritueel na het overlijden van zijn vader. Dan mag van eiser verwacht worden dat hij bijvoorbeeld namen kan noemen van de leden die bij dat ritueel aanwezig waren. Verder is verweerder voldoende op het citaat van Morton-Williams ingegaan door te verwijzen naar het EASO-rapport van november 2018 [5] , dat de recente situatie omtrent de [groepering] toelicht. Verweerder stelt daarbij terecht dat de informatie die eiser aanhaalt erg gedateerd is.
9. Eiser stelt dat het lidmaatschap bij de [groepering] en de christelijke overtuiging op gespannen voet kunnen staan met elkaar. Eiser verwijst ter onderbouwing naar bladzijde 117 van het EASO-rapport van november 2018.
10. De aangehaalde passage ziet op het verhaal van een jongeman die problemen had met de [groepering] nadat hij weigerde om lid te worden wegens zijn christelijke overtuiging. Daarmee wordt niet aannemelijk gemaakt dat het zijn van christen altijd tot problemen met de [groepering] leidt. Verweerder heeft in het verweerschrift van 14 februari 2022 terecht verwezen naar pagina 116 paragraaf 3.10.4 van het voorgenoemde EASO-rapport, waarin staat dat christenen lid kunnen zijn van de [groepering]. Verder blijkt uit de bron van de IRB [6] waarnaar eiser heeft verwezen juist dat de [groepering] in het algemeen erg tolerant zijn gebleken en dat zij mensen vanuit allerlei religies als lid accepteren, zolang ze maar de regels van de [groepering] volgen.
11. In de twee jaar na de dood van zijn vader heeft eiser allerlei klachten ontwikkeld. Eiser stelt dat het reëel is dat hij zijn klachten toeschrijft aan de [groepering], gelet op het sekte-achtige karakter van dit genootschap.
12. Eiser heeft de gestelde medische klachten op geen enkele wijze onderbouwd. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat geen causaal verband aannemelijk is gemaakt tussen de gestelde klachten en de gestelde problemen met de [groepering]. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser nog twee jaar in Nigeria is gebleven nadat hij het lidmaatschap van de [groepering] afgewezen zou hebben. Er is in die periode niet gebleken van problemen met de [groepering].
13. Eiser stelt dat opvolging van de positie van vader op zoon binnen de [groepering] in de praktijk voorkomt. Hij verwijst hierbij naar bladzijde 139 van het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria. [7]
14. Uit informatie uit algemene bronnen blijkt inderdaad dat opvolging van een oudste zoon van diens vader binnen de [groepering] voorkomt. Daarmee wordt het asielrelaas van eiser echter niet aannemelijk gemaakt.
Mensenhandelaar
15. Eiser stelt dat het niet relevant is waar hij verbleef toen hij het nieuws hoorde dat zijn moeder was overleden. Verder is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van zijn verklaringen omtrent de mishandeling van zijn moeder door personen die [naam 2] heeft gestuurd.
16. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn verblijfsperiode in Italië, het moment van overlijden van zijn moeder [8] en het moment dat hij dit nieuws heeft gehoord. [9] Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van dit gedeelte van zijn asielrelaas. Het is niet te volgen dat de moeder van eiser in het ziekenhuis is beland door de mishandeling en vervolgens overleden is, terwijl eiser toen nog voor [naam 2] werkte in Italië. [naam 2] zou toen immers geen reden hebben gehad om de moeder van eiser te belagen. Verweerder heeft dit terecht tegengeworpen aan eiser.
Slotsom
17. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2018:11541.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Pagina 2 van Immigration and Refugee Board of Canada, 1) Information on the requirement by the [groepering] Society that the oldest child of the high priest (male or female) be initiated as a priest. 2) Information on the official position of the Nigerian government on the [groepering] Society. 3) Information on the acceptance of women in the [groepering] Society [NGA8434]’.
5.EASO, Country of Origin Information Report - Nigeria Targeting of individuals,
6.Immigration and Refugee Board of Canada.
7.Algemeen Ambtsbericht Nigeria maart 2021.
8.Zo heeft eiser op pagina 13 van het nader gehoor verklaard dat zijn moeder in 2017 is overleden. Dit wordt op pagina 4 van de zienswijze herhaald. Anderzijds heeft eiser verklaard dat zijn moeder is overleden in 2018 nadat [naam 2] mannen op haar had afgestuurd, nadat eiser Italië had verlaten. Zie hiervoor pagina 13 van het nader gehoor in samenhang met pagina 9 van het aanmeldgehoor.
9.Op pagina 2 van de correcties en aanvullingen op het nader gehoor stelt eiser dat hij nog in Italië was toen hij het nieuws hoorde. Op pagina 13 van het nader gehoor verklaarde eiser echter dat de mannen op zijn moeder werden afgestuurd nadat hij Italië had verlaten.