ECLI:NL:RBDHA:2022:2795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/4837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en rechtmatig verblijf van een Colombiaanse nationaliteit in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een terugkeerbesluit ontvangen van verweerder, waarin haar werd opgelegd binnen 28 dagen Nederland te verlaten. Eiseres was van mening dat zij rechtmatig in Nederland verbleef, omdat zij de Colombiaanse nationaliteit heeft en zonder visum 90 dagen in de EU mag verblijven. Daarnaast had zij een geldige verblijfsvergunning voor Turkije en was zij ingeschreven in Spanje.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 31 maart 2021 via Spanje Nederland is binnengekomen en dat zij op 23 juli 2021 een terugkeerbesluit heeft ontvangen. Verweerder stelde dat eiseres haar maximale verblijfsduur van 90 dagen had overschreden, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit terecht was opgelegd, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Schengengrenscode. Eiseres' beroep op het Associatieverdrag werd verworpen, omdat dit alleen van toepassing is op Turkse onderdanen en niet op personen met een Turkse verblijfsvergunning.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4837

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. Martis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S. Jalouqa).

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 december 2021 op zitting gepland. Verweerder heeft zich van te voren afgemeld voor de zitting en toestemming gegeven om het beroep buiten zitting af te doen. Eiseres en haar gemachtigde zijn ook niet op de zitting verschenen, maar hebben zich van te voren niet afgemeld. De gemachtigde was op het moment van de zitting niet telefonisch bereikbaar.
De rechtbank kan in het systeem van PostNL geen aangetekende verzending vinden van de uitnodiging voor de zitting. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank laten weten dat hij de uitnodiging voor de zitting van 28 december 2021 niet heeft ontvangen, maar ook dat hij toestemming geeft om het beroep buiten zitting af te doen.
Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank daarom bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres stelt dat zij de Colombiaanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [geboortedatum] 1991. Eiseres is op Schiphol staande gehouden door de Koninklijke Marechaussee (KMar). De KMar heeft aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Daarin staat dat eiseres binnen 28 dagen moet terugkeren naar Turkije.
Standpunten van partijen
2. Eiseres is het niet eens met de oplegging van het terugkeerbesluit. Ze geeft hiervoor de volgende argumenten. Ten eerste heeft eiseres de Colombiaanse nationaliteit en mag zij zonder visum 90 dagen in de afgelopen periode van 180 dagen op het grondgebied van de Europese Unie verblijven. Daarnaast heeft eiseres een geldige verblijfsvergunning voor Turkije en mag zij op grond van het Associatieverdrag via Nederland doorreizen naar Turkije. Tot slot staat eiseres ook ingeschreven in Spanje. Gelet op deze drie omstandigheden was het verblijf van eiseres rechtmatig en was er ook geen grond voor het opleggen van een terugkeerbesluit.
3. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd, omdat eiseres toen geen rechtmatig verblijf had. Volgens verweerder heeft eiseres haar vrije termijn van 90 dagen met meer dan drie dagen overschreden. Verweerder baseert dit standpunt op basis van de gegevens in het paspoort van eiseres. Daarin staat namelijk een inreisstempel van 31 maart 2021 van Barcelona .
Oordeel van de rechtbank
4. Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat verweerder moet onderzoeken of de vreemdeling op het moment van het nemen van het terugkeerbesluit rechtmatig in Nederland verblijft en, zo nee, of er volgens de toepasselijke wettelijke bepalingen op de vreemdeling de verplichting rust te vertrekken. Als blijkt dat de vreemdeling niet rechtmatig in Nederland verblijft en op hem een verplichting rust te vertrekken, dan moet verweerder bekijken of aanleiding bestaat een termijn voor vrijwillig vertrek vast te stellen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het terugkeerbesluit terecht heeft opgelegd, omdat de vrije termijn van eiseres was verstreken. Uit het dossier blijkt dat eiseres een inreisstempel voor het Schengenbied heeft van 31 maart 2021. Zij is via Spanje het grondgebied van de lidstaten ingereisd. Eiseres heeft zich daarna op 23 juli 2021 in Nederland, op Schiphol, gemeld bij de grensdoorlaatpost om uit te reizen naar Turkije.
6. Uit deze informatie blijkt voldoende dat eiseres niet heeft voldaan aan de termijnen in de Schengengrenscode. [3] Daarom is door verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de maximale verblijfsduur van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, gerekend vanaf de eerste datum van binnenkomst, heeft overschreden, waardoor zij geen rechtmatig verblijf had. Weliswaar heeft eiseres, gelet op haar Colombiaanse nationaliteit, geen visum kort verblijf nodig om maximaal 90 dagen in de Europese Unie te verblijven, maar het gaat in er deze zaak juist om dat eiseres die termijn van 90 dagen heeft overschreden.
7. Verder kan het beroep van eiseres op het Associatieverdrag haar niet baten. Het Associatieverdrag ziet namelijk op Turkse onderdanen en hun gezinsleden en niet op personen met een Turkse verblijfsvergunning.
8. Tot slot is het feit dat eiseres staat ingeschreven in Spanje ook niet voldoende om aan te tonen dat zij daar rechtmatig verblijf heeft. Bovendien heeft eiseres tijdens het gehoor op 23 juli 2021 voor het opleggen van het terugkeerbesluit zelf verklaard dat zij nog in afwachting is van de aanvraag van haar verblijfsvergunning voor Spanje.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak medete ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.op grond van artikel 62a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 62 van de Vw.
2.onder meer de uitspraak van 1 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2816.
3.zie artikel 6, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/399.