ECLI:NL:RBDHA:2022:3013
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Accijns naheffingsaanslag op gasolie in bunkertanks van motortankschip
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Breda over een naheffingsaanslag voor accijns op gasolie. De naheffingsaanslag van € 3.410 aan accijns, € 56 aan voorraadheffing, € 138 belastingrente en een verzuimboete van € 346 was opgelegd na een accijnscontrole op 22 maart 2017 aan boord van een motortankschip. Tijdens deze controle werd vastgesteld dat er ongeveer 7.000 liter gasolie aanwezig was in de bunkertank van het schip. De inspecteur stelde dat er sprake was van het voorhanden hebben van accijnsgoederen zonder dat hierover accijns was betaald, en dat eiseres als bevrachter van het schip belastingplichtig was.
Eiseres betwistte de naheffingsaanslag en voerde aan dat er geen belastbaar feit was, omdat er geen algemene maatregel van bestuur was die het toevoegen van herkenningsmiddelen aan gasolie voorschreef. De rechtbank oordeelde echter dat de vrijstelling voor de aandrijving van schepen alleen geldt als de gasolie voorzien is van herkenningsmiddelen, zoals bepaald in de wetgeving. Eiseres werd ook terecht als belastingplichtige aangemerkt, omdat zij betrokken was bij het voorhanden hebben van de gasolie.
De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht waren opgelegd, omdat niet was aangetoond dat de gasolie al in de heffing was betrokken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.