ECLI:NL:RBDHA:2022:3184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/09/595007 / HA ZA 20-608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gekraakt rijksmonument afgewezen

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontruiming van een rijksmonument, dat door bewoners was gekraakt. De eiser, Monumenten Restauratie WH B.V. (MRWH), had de bewoners aangeklaagd om hen te dwingen het pand te ontruimen, omdat zij zonder toestemming in het pand verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewoners het pand in 2018 gekraakt hebben, terwijl het pand al jarenlang leegstond en verwaarloosd was door de vorige eigenaar, Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V. (MIM). De rechtbank oordeelde dat MRWH onvoldoende concrete plannen had voor het gebruik van het pand, wat een belangrijke factor was in de afweging van belangen tussen MRWH en de bewoners. De rechtbank heeft ook overwogen dat de bewoners in een situatie van woningnood verkeren en dat de gemeente Wassenaar eerder had besloten dat handhavend optreden tegen de bewoners niet mogelijk was. De vordering van MRWH tot ontruiming werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde MRWH niet ontvankelijk in haar vordering tot verklaring voor recht dat de bewoners onrechtmatig hadden gehandeld. MRWH werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/595007 / HA ZA 20-608
Vonnis van 6 april 2022
in de zaak van
MONUMENTEN RESTAURATIE WH B.V.te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. K. Meijering te Breda,
tegen

1.[gedaagde sub 1] [plaats] ,

gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,
2.
[gedaagde sub 2]te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3], zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar verblijvende te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
[gedaagde sub 4]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. Prins Den Haag,
5.
[gedaagde sub 5]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. Prins te Den Haag,
6.
[gedaagde sub 6]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,
7.
[gedaagde sub 7]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Rutteman te Amsterdam,
8.
zij die verblijven in (een gedeelte van) de onroerende zaak, kadastraal bekend [kadastraal nummer] , aan de [adres],
gedaagden,
niet verschenen,
9.
zij die verblijven op of gebruik maken van (een gedeelte van) het terrein van de onroerende zaak, kadastraal bekend [kadastraal nummer] , aan de [adres],
gedaagden,
niet verschenen,

10.[gedaagde sub 10] [plaats] ,

gedaagde,
advocaat mr. J. Rutteman te Amsterdam.
Eisende partij wordt hierna MRWH genoemd, gedaagden de bewoners en de verschenen gedaagde [gedaagde sub 1 c.s.]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 2 juni 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 oktober 2021, en de stukken waarnaar in het proces-verbaal wordt verwezen;
  • de akte overlegging producties tevens houdende uitlating namens MRWH, met producties;
  • de akte van 22 december 2021 namens [gedaagde sub 1 c.s.] , met producties;
  • de antwoordakte op akte wederpartij van 22 december 2021, namens [gedaagde sub 1 c.s.] , met producties;
  • de akte uitlating producties namens MRWH.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V. (hierna MIM) heeft in het jaar 2000 het rijksmonument ‘ [Rijksmonument X] ’ aan de [adres] gekocht (hierna [Rijksmonument X] ). [Rijksmonument X] heeft jarenlang leeggestaan.
2.2.
Op 5 juli 2018 hebben de bewoners [Rijksmonument X] gekraakt en zich, buiten medeweten van MIM, hier gevestigd. MIM heeft de eigendom van [Rijksmonument X] op 7 februari 2020 overgedragen aan MRWH.
2.3.
MIM heeft de gemeente Wassenaar in 2018 verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van [Rijksmonument X] door de bewoners in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente Wassenaar heeft dit verzoek bij besluit van 17 juni 2019 afgewezen (hierna het primaire besluit). Bij besluit van 30 december 2019 (hierna het bestreden besluit I) heeft de gemeente Wassenaar het bezwaar van MIM tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Zij heeft daarbij het primaire besluit herroepen en aangekondigd dat in overeenstemming met het handhavingsbeleid een voorgenomen handhavingsbesluit aan de bewoners en MIM zal worden gestuurd. De voorgenomen handhavingsbesluiten zijn diezelfde dag verstuurd.
2.4.
Bij besluiten van 18 juni 2020 heeft de gemeente Wassenaar MRWH (hierna het bestreden besluit II) en de bewoners (hierna het bestreden besluit III) onder aanzegging van bestuursdwang gelast om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van [Rijksmonument X] voor woondoeleinden binnen vijf maanden te beëindigen en beëindigd te houden. De gemeente Wassenaar heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat het gebruik van [Rijksmonument X] voor woondoeleinden in strijd is met de geldende kantoorbestemming, zodat sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De gemeente Wassenaar heeft daarbij overwogen dat zowel de bewoners als MRWH als overtreders zijn aan te merken. Zij heeft tot slot overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die zich verzetten tegen handhavend optreden. Er bestaat geen concreet zicht op legalisatie en handhavend optreden is niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, aldus de gemeente Wassenaar in haar besluiten.
2.5.
MIM en MRWH en een deel van de bewoners hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I. Een deel van de bewoners heeft daarnaast bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit III, dat als beroepschrift is doorgezonden naar de rechtbank.
2.6.
Bij uitspraak van 20 december 2021 heeft de rechtbank Den Haag op het beroep van MRWH en een deel van de bewoners beslist.
De rechtbank heeft het beroep van MRWH dat zij ten onrechte is aangeschreven als overtreder gegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente Wassenaar onvoldoende gemotiveerd dat MRWH als overtreder kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het bestreden besluit I vernietigd voor zover daarin is aangekondigd dat handhavend zal worden opgetreden tegen MIM en heeft het bestreden besluit II vernietigd.
Het beroep van een deel van de bewoners tegen het bestreden besluit III heeft de rechtbank ongegrond verklaard:

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat handhavend optreden dusdanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat hiervan dient te worden afgezien. De rechtbank overweegt dat verweerder het belang van de bewoners in zijn afweging heeft betrokken, maar zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het algemeen belang bij handhavend optreden tegen de illegale bewoning en het belang van MRWH als eigenaar bij gebruik van het rijksmonument zwaarder weegt. De rechtbank volgt de bewoners ook niet in hun betoog dat verweerder aan het belang van MRWH geen gewicht had moeten toekennen, nu zij het rijksmonument opnieuw leeg zal laten staan. MRWH heeft aangegeven het rijksmonument overeenkomstig de bestemming als kantoor te willen gaan gebruiken en ter onderbouwing hiervan een basisplan van de architect met voorgenomen werkzaamheden aan het interieur overgelegd, zodat op dit moment geen aanknopingspunten bestaan om te kunnen concluderen dat het rijksmonument opnieuw leeg zal komen te staan als de bewoners zijn vertrokken. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de omstandigheid dat de hedendaagse woningmarkt geen gemakkelijke situatie voor de bewoners met zich brengt, betekent dit niet dat zij daarom illegaal kunnen blijven wonen in het rijksmonument. De rechtbank acht daarbij van belang dat het de bewoners al vanaf het kraken van het rijksmonument in juli 2018 duidelijk had moeten zijn dat zij hier niet voor lange tijd zouden kunnen wonen, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan en inbreuk maakt op het eigendomsrecht van MRWH. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat anderszins sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat handhavend optreden onevenredig zou zijn.
Onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 18 december 2017 [1] en 25 juli 2018 [2] heeft de rechtbank voorts overwogen dat dit betekent dat ook geen sprake is van strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ook een beroep van een deel van de bewoners op het gelijkheidsbeginsel in verband met een andere gekraakte woning heeft de rechtbank afgewezen.
2.7.
Vervolgens heeft de rechtbank het bestreden besluit III geschorst voor een periode van zes weken.

3.Het geschil

3.1.
MRWH vordert – samengevat – de veroordeling van de bewoners om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, [Rijksmonument X] onmiddellijk, althans binnen twee dagen na betekening van het vonnis, te ontruimen. MRWH vordert ook een machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met behulp van ‘de sterke arm’ en vordert dat rechtbank bepaalt dat het te wijzen vonnis tot twaalf maanden na de ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich in de panden bevindt. Tot slot vordert MRWH de verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar.
3.2.
MRWH legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Artikel 5:1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het eigendomsrecht het meest omvattende recht is dat MRWH op de panden kan hebben. De bewoners hebben [Rijksmonument X] zonder recht of toestemming in gebruik genomen. Op grond van artikel 5:2 BW verlangt MRWH, als eigenaresse van [Rijksmonument X] , dat de bewoners dat gebruik staken en [Rijksmonument X] ontruimen.
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tegen gedaagden onder 2, 3, 8 en 9, die niet in het geding zijn verschenen, is verstek verleend. Door de verschijning van [gedaagde sub 1 c.s.] in dit geding heeft dit vonnis gezien hetgeen is bepaald in artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), ook jegens hen te gelden als op tegenspraak gewezen.
4.2.
Voor zover de gevorderde ontruiming betrekking heeft op de niet-verschenen gedaagden zal de rechtbank jegens hen een zelfde beslissing nemen als tegen de wel verschenen gedaagde. MRWH heeft er geen belang bij als slechts een deel van de bewoners het pand moet ontruimen.
4.3.
MRWH wil dat [gedaagde sub 1 c.s.] [Rijksmonument X] verlaat.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben betwist dat een enkel beroep op het eigendomsrecht voldoende is om tot ontruiming over te gaan. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben daartoe aangevoerd dat artikel 8 van het Verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verplicht tot een ruime belangenafweging tussen het belang van ontruiming tegenover het belang van bewoning. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben in het kader van die belangenafweging aangevoerd dat de plannen die MRWH heeft met [Rijksmonument X] niet concreet genoeg zijn, dat [gedaagde sub 1 c.s.] vrijwillig zullen vertrekken zodra er wel concrete plannen zijn, dat [gedaagde sub 1 c.s.] door de bewoning onwenselijke leegstand en verwaarlozing tegengaan en dat zij onvoldoende financiële middelen hebben om elders woonruimte te vinden.
4.4.
Voor wat betreft het beroep van [gedaagde sub 1 c.s.] op artikel 8 EVRM overweegt de rechtbank als volgt. Het gaat in deze zaak niet om een strafrechtelijke ontruiming door het openbaar gezag, maar om een civielrechtelijke ontruiming op grond van artikel 5:2 BW. Een volledige belangenafweging is daarom niet aan de orde. De proportionaliteitstoets die in het kader van artikel 8 EVRM moet worden gemaakt, wordt in dit geval ingevuld door de beperkingen die artikel 3:13 BW stelt aan de uitoefening van een bevoegdheid.
4.5.
Het uitgangspunt is dat het MRWH als eigenaar van [Rijksmonument X] op grond van artikel 5:1 lid 2 BW vrij staat daarvan gebruik te maken in welke vorm dan ook, met uitsluiting van een ieder, zolang dit gebruik niet in strijd is met de rechten van anderen en met beperkingen op grond van wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht.
4.6.
Het staat vast dat [gedaagde sub 1 c.s.] [Rijksmonument X] in 2018 zonder toestemming van MIM in gebruik hebben genomen. Daarmee maken [gedaagde sub 1 c.s.] inbreuk op het eigendomsrecht van thans MRWH en kan MRWH op grond van artikel 5:2 BW in beginsel verlangen dat aan die situatie een einde wordt gemaakt. MRWH kan, zoals overwogen onder 4.4., op grond van artikel 3:13 BW in de uitoefening van haar eigendomsrecht worden beperkt, wanneer sprake is van misbruik van bevoegdheid bij de uitoefening van haar eigendomsrecht. Daarvan kan sprake zijn als er een zodanige onevenredigheid bestaat tussen het belang van MRWH en het belang van [gedaagde sub 1 c.s.] dat MRWH in redelijkheid haar bevoegdheid niet kan uitoefenen.
4.7.
Na afweging van de belangen van MRWH enerzijds en [gedaagde sub 1 c.s.] anderzijds komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de huidige stand van zaken de belangen van [gedaagde sub 1 c.s.] zwaarder wegen dan de belangen van MRWH. Dit betekent dat de rechtbank de vordering van MRWH zal afwijzen. De rechtbank motiveert haar oordeel als volgt.
Belangen van MRWH
Geen last onder dwangsom
4.8.
De bestuursrechter heeft in haar beschikking van 20 december 2021 overwogen dat de gemeente Wassenaar kan optreden tegen de bewoners van [Rijksmonument X] omdat zij inbreuk maken op het eigendomsrecht van MRWH en omdat hun bewoning in strijd is met het bestemmingsplan. De bestuursrechter heeft verder overwogen dat de gemeente Wassenaar niet handhavend kan optreden tegen MIM omdat MIM niet als overtreder kan worden aangemerkt. Zij heeft het bestreden besluit I vernietigd voor zover daarin een last onder dwangsom was opgelegd aan MIM. Dit betekent dat de gemeente Wassenaar voor wat betreft MIM/MRWH niet kan handhaven. Gelet hierop is de omstandigheid dat [gedaagde sub 1 c.s.] in strijd met het bestemmingsplan in [Rijksmonument X] wonen in deze procedure geen factor van overwegend belang.
MRWH verwaarloost [Rijksmonument X] en andere panden
4.9.
Niet in geschil is dat eerst MIM en later MRWH sinds de verwerving van het eigendom van [Rijksmonument X] weinig aandacht aan het pand hebben besteed. Toen de bewoners er in trokken in 2018 was [Rijksmonument X] verwaarloosd. [gedaagde sub 1 c.s.] zijn in de conclusie van antwoord uitgebreid ingegaan op andere monumentale panden die MIM dan wel MRWH in hun bezit hebben en die zij (hebben) laten verwaarlozen.
Voorts is niet in geschil dat MIM en later MRWH [Rijksmonument X] zodanig hebben laten verwaarlozen dat de gemeente Wassenaar zich genoodzaakt heeft gezien met publieke middelen in het externe onderhoud ervan te voorzien. De daarvoor gemaakte kosten zal de gemeente Wassenaar trachten op MRWH te verhalen.
4.10.
Gelet op dit een en ander heeft de rechtbank de indruk gekregen dat eerder MIM en later MRWH gedurende een lange periode geen concrete plannen had met [Rijksmonument X] . De verwaarloosde staat van het pand bevestigt dit. Het kan MRWH ook worden aangerekend dat zij het pand zelfs zodanig heeft verwaarloosd dat de gemeente Wassenaar met publieke middelen onderhoud heeft moeten laten plegen. Enige verklaring heeft MRWH hiervoor niet kunnen geven.
MRWH heeft geen concrete plannen voor [Rijksmonument X]
4.11.
Ook in deze procedure heeft MRWH niet aangetoond dat zij voldoende concrete en onderbouwde plannen heeft voor [Rijksmonument X] . Zoals het gerechtshof Amsterdam in het arrest van 25 juli 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:2979) heeft overwogen is het hebben van voldoende concrete en onderbouwde plannen die op afzienbare termijn uitvoerbaar zijn, voldoende om een belangenafweging ten gunste van de eigenaar van een gekraakt pand te laten uitvallen. Dit is in de huidige situatie niet anders. Met concrete plannen zou MRWH immers een einde maken aan de passieve houding die zij en haar rechtsvoorganger zolang ten aanzien van [Rijksmonument X] hebben ingenomen.
4.12.
In de dagvaarding had MRWH niets opgenomen over plannen voor [Rijksmonument X] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van MRWH nog wel aangevoerd dat MRWH concrete plannen heeft. De eveneens voor de zitting aangekondigde architect was echter niet aanwezig. Een toelichting op de plannen heeft de rechtbank dan ook op dat moment niet gekregen.
Eveneens tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde sub 1 c.s.] de bereidheid uitgesproken om met MRWH in overleg te gaan over de door MRWH opgestelde, maar op dat moment nog niet ingebrachte plannen om vervolgens wellicht tot een afspraak te komen over een vertrek uit [Rijksmonument X] .
Na de mondelinge behandeling heeft MRWH haar plannen aan [gedaagde sub 1 c.s.] opgestuurd. Dit heeft echter ondanks een herhaald rappel van MRWH niet geleid tot enige reactie van [gedaagde sub 1 c.s.] , anders dan de mededeling dat zij in een bij de rechtbank te nemen akte op de plannen zullen reageren.
4.13.
Bij nadere akte heeft MRWH de voor haar opgestelde plannen alsnog overgelegd aan de rechtbank. Deze betreffen een interne verbouwing van [Rijksmonument X] tot een kantoorpand. Na oplevering wenst MRWH hier zelf gebruik van te gaan maken.
4.14.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben aangevoerd dat voor de uitvoering van de voor MRWH opgestelde plannen een vergunning vereist is van de gemeente Wassenaar omdat [Rijksmonument X] een rijksmonument is. MRWH heeft de betreffende vergunning nog niet aangevraagd en derhalve zijn de plannen volgens [gedaagde sub 1 c.s.] onvoldoende concreet. De plannen zijn voorts onvolledig omdat geen rekening wordt gehouden met de huidige staat van de binnenkant van het pand. Afvoerpijpen zouden oud, kapot en grotendeels niet meer aanwezig zijn waardoor de riolering compleet opnieuw moet worden aangelegd. Ook de tijdplanning zou niet realistisch zijn. Ten onrechte zou geen financiële planning zijn opgenomen. De kosten van de verbouwing zouden veel te hoog zijn voor het voorziene gebruik ervan door MRWH, die maar één medewerker heeft. Hiermee moet volgens [gedaagde sub 1 c.s.] rekening worden gehouden, omdat MRWH in het verleden haar panden doelbewust heeft laten vervallen. [gedaagde sub 1 c.s.] willen meer informatie verkrijgen over ingeplande bouwwerkzaamheden, tekeningen, kostenplaatje, contracten en toegekende vergunningen.
4.15.
MRWH heeft op haar beurt weersproken dat zij een vergunning nodig heeft voor de door haar geplande werkzaamheden. Voor zover een dergelijke vergunning wel noodzakelijk is, dan kan deze binnen een periode van acht weken worden verkregen.
4.16.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de plannen van MRWH als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de plannen van MRWH zijn gericht op de interne renovatie van het pand. De gemeente heeft immers de buitenkant al laten renoveren. Dat betekent dat MRWH alleen met de uitvoering van de werkzaamheden kan beginnen als het pand leeg is opgeleverd.
De advocaat van MRWH omschrijft het overgelegde plan als basisplan dat voor zover nodig nog later zal worden uitgewerkt. Het plan bestaat uit een algemene omschrijving van de te verrichten werkzaamheden door een architect. Zo worden werkzaamheden vermeld als “het herstel van vochtschade”, “het herstellen / vervangen van het sanitair en keukenvoorzieningen”, “het schilderen van al het houtwerk in het interieur”. Voorts wordt beschreven welk gebruik voor de verschillenden etages van [Rijksmonument X] wordt voorzien en is een tijdsplanning van vier maanden opgenomen. Het geheel beslaat anderhalf A-4tje. Wel zijn nog tekeningen toegevoegd van de verschillende verdiepingen, waarbij in het pand ongeveer 14 werkkamers zijn ingetekend (inclusief secretariaat en één directiekamer).
4.17.
Met [gedaagde sub 1 c.s.] is de rechtbank van oordeel dat het plan van MRWH niet voldoende concreet is. Bij dit oordeel laat de rechtbank meewegen dat MRWH [Rijksmonument X] en ook andere panden voor langere tijd heeft laten leegstaan.
MRWH heeft onvoldoende toegelicht dat een aannemer met het huidige plan op korte termijn aan de slag kan. Daartoe is op zijn minst een verder uitgewerkt plan nodig, een bestek van de te verrichten werkzaamheden en een overeenkomst met een aannemer. Ook kan dan pas worden beoordeeld of een vergunning noodzakelijk is voor de beoogde werkzaamheden en welke tijd met het verkrijgen van een vergunning is gemoeid. Dit is van belang nu MRWH ontruiming op een termijn van twee dagen vordert, terwijl zij zelf erkent dat het verkrijgen van een vergunning zeker acht weken tot zestien weken in beslag kan nemen.
Voorts speelt mee dat MRWH heeft gesteld het pand zelf in gebruik te willen nemen, maar dat zij niet heeft toegelicht hoe en waarom zij op korte termijn een pand kan betrekken met 14 werkkamers. Indien zij zoveel werkkamers nodig heeft, dan zal zij duidelijk moeten maken dat zij haar huidige kantoorpand op korte termijn kan verlaten. Indien zij, zoals [gedaagde sub 1 c.s.] stellen, maar één werknemer heeft, dan is niet duidelijk geworden waarom MRWH zoveel geld zal investeren om [Rijksmonument X] vervolgens voor één werknemer in gebruik te nemen. Dit betekent dat ook het gestelde toekomstig gebruik onvoldoende concreet is.
Met het huidige plan acht de rechtbank het risico dan ook reëel dat MRWH na ontruiming niet snel aan de slag gaat met de interne renovatie.
Belangen [gedaagde sub 1 c.s.]
4.18.
Het is vaste jurisprudentie dat krakers hun belang bij het mogen blijven wonen in een gekraakt pand moeten toelichten.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben betoogd dat hun belangen om in [Rijksmonument X] te mogen blijven wonen onder meer zwaarder wegen omdat zij elders geen woonruimte kunnen krijgen. Zij hebben in de dagvaarding volstaan met deze enkele blote stelling en tijdens de mondelinge behandeling onder meer erop gewezen dat zij andere woonruimte niet kunnen betalen. De advocaat van enkele verschenen gedaagden heeft verder tijdens de mondelinge behandeling verwezen naar de individuele woningnood die er in het algemeen is. Er is een gebrek aan woningen dat in algemene zin bij zijn cliënten de neiging heeft veroorzaakt om panden in gebruik te nemen die zonder noodzaak leegstaan. Zij hadden geen zak met geld en dan schiet de huurmarkt te kort. Kraken is in het algemeen gericht op het aan de kaak stellen van leegstand en bij [Rijksmonument X] is dat bij uitstek het geval. Het monument wordt doelbewust in vervallen staat gelaten. Door het pand te betrekken konden gedaagden hun woningnood oplossen en de leegstand van het pand aankaarten, aldus nog steeds de advocaat van enkele verschenen gedaagden.
4.19.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben verder aangevoerd dat zij goed zorgen voor [Rijksmonument X] , waar nodig onderhoud plegen en verder niemand tot last zijn. MRWH heeft nog wel aangevoerd dat de bewoners een houtoven hebben aangebracht in een monumentale schouw en dat ze illegale bouwwerken oprichten op het terrein maar tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde sub 1 c.s.] dat de houtoven er al stond toen ze [Rijksmonument X] betrokken en dat het illegale bouwwerk waarnaar MRWH verwijst een tijdelijke constructie was, heeft MRWH haar verwijt op dit punt niet verder toegelicht.
4.20.
Op basis van de omstandigheden van dit geval is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 1 c.s.] hun belang om in [Rijksmonument X] te mogen wonen voldoende hebben toegelicht, ondanks dat zij dit maar summierlijk hebben gedaan. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de woningnood op dit moment hoog is. Veel mensen vinden geen woning die bij hen past en die ze kunnen betalen. Vooral mensen met een laag en middeninkomen. Maar ook studenten, dak- en thuislozen, en mensen die er ineens alleen voor komen te staan.
Dit terwijl MRWH [Rijksmonument X] en ook andere monumentale panden in haar bezit verwaarloost, de gemeente Wassenaar op haar kosten de buitenkant van [Rijksmonument X] heeft laten opknappen en MRWH op dit moment geen voldoende concrete plannen heeft voor [Rijksmonument X] .
Conclusie
4.21.
Een en ander betekent dat de vordering van MRWH tot ontruiming van [Rijksmonument X] bij de huidige stand van zaken moet worden afgewezen. In de toekomst kan deze afweging bij veranderende omstandigheden anders uitpakken.
Verklaring voor recht
4.22.
MRWH vordert nog dat de rechtbank voor recht verklaard dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld, maar heeft dit gedeelte van haar vordering niet toegelicht. [gedaagde sub 1 c.s.] erkennen dat ze onrechtmatig handelen, en voeren aan dat MRWH daarom geen belang heeft bij haar vordering op dit punt.
Nu enige toelichting van MRWH op dit gedeelte van haar vordering ontbreekt waardoor het belang van MRWH bij de vordering – mede gelet op het verweer van [gedaagde sub 1 c.s.] –niet duidelijk is, zal de rechtbank MRWH in haar vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
4.23.
MRWH zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze worden tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 1 c.s.] begroot op een bedrag van € 83 voor griffierecht en € 1.689 voor salaris advocaat (3 punten à € 563, tarief II), totaal een bedrag van € 1.772.
4.24.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben geen proceskostenveroordeling gevorderd, zodat deze niet uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart MRWH niet ontvankelijk in haar vordering tot het verkrijgen van de verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar;
5.2.
wijst de vorderingen voor het overige af;
5.3.
veroordeelt MRWH in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde sub 1 c.s.] tot op heden begroot op € 1.772;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022. [3]