ECLI:NL:RBDHA:2022:3206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL22.4878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 29 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Surinaamse nationaliteit bezit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was om deze te wijzigen of op te heffen. Eiser voerde aan dat verweerder onzorgvuldig en onvoldoende voortvarend handelde, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.4878

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 december 2021 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift uitgebracht.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 29 maart 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1964 en de Surinaamse nationaliteit te bezitten.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:334. Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1518, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onzorgvuldig en daarmee onvoldoende voortvarend handelt. Volgens hem is het verbazend dat de in de voortgangsrapportage vermelde gegevens van 31 januari 2022 niet in het eerdere rapport van 15 februari 2022 zijn opgenomen. Daarnaast stelt eiser dat het niet duidelijk is om welke informatie het gaat en wanneer deze informatie is doorgezonden naar de Surinaamse autoriteiten. Ten slotte voert eiser aan dat uit de voortgangsrapportage van 23 maart 2022 niet blijkt dat er opvolging is gegeven aan de mededeling van verweerder tijdens het vertrekgesprek van 28 januari 2022 dat zijn verzoek om de maatregel van bewaring om te zetten in een meldplicht zal worden besproken met de vreemdelingenpolitie.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser niet in zijn belangen geschaad doordat de gegevens van 31 januari 2022 niet waren opgenomen in de eerdere voortgangsrapportage van 15 februari 2022. Verder blijkt uit het verweerschrift dat het gaat om een kopie van een inschrijving in het bevolkingsregister van Suriname, die op 28 januari 2022 desgevraagd is verkregen door de Dienst Terugkeer en Vertrek en op 1 februari 2022 is verzonden aan het Consulaat-Generaal van Suriname. Uit deze gang van zaken volgt niet dat verweerder onzorgvuldig of onvoldoende voortvarend handelt. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de enkele omstandigheid dat verweerder er tot op heden niet voor heeft gekozen om de maatregel van bewaring om te zetten in een meldplicht.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.