ECLI:NL:RBDHA:2022:3208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL21.19967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van minderjarige vreemdeling met ongeloofwaardige identiteit en vergewisplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige vreemdeling. De eiser, die stelt Gambiaanse nationaliteit te bezitten, heeft op 2 november 2020 een asielaanvraag ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de identiteit van de eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 maart 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had bepaald dat er geen terugkeerbesluit was genomen, ondanks de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank benadrukte dat bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen altijd rekening moet worden gehouden met het belang van het kind en dat er adequate opvang moet zijn in het land van terugkeer voordat een terugkeerbesluit kan worden uitgevaardigd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en het aanvullende besluit, omdat deze onzorgvuldig waren voorbereid en niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 21 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Jalloh. Verder is verschenen [Naam 2], de voogd van eiser. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 2 november 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eisers vader behoorde tot de Senegalese rebellen van Casamance. Tijdens het smokkelen van wapens is hij in Gambia gearresteerd en gevangen gezet. Kort na zijn vrijlating in 2015 is eisers vader overleden. Eiser heeft na de begrafenis van zijn vader een interview gegeven over de slechte manier waarop zijn vader is behandeld in de gevangenis. Eiser vreest bij terugkeer voor de Gambiaanse autoriteiten, nu hij zich uitgesproken heeft tegen de autoriteiten en hij geassocieerd wordt met de rebellen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] De nationaliteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig. De door eiser gestelde identiteit wordt niet geloofwaardig geacht. Wel volgt verweerder dat eiser een minderjarige leeftijd heeft. De problemen in Gambia vanwege de vader die zich had aangesloten bij de rebellen van Casamance acht verweerder ook niet geloofwaardig. In het besluit is verder neergelegd dat aan eiser nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd, omdat vanwege de minderjarige leeftijd van eiser eerst onderzoek naar adequate opvang moet plaatsvinden.
4. Bij aanvullend besluit van 4 maart 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd in die zin, dat eiser uitstel van vertrek krijgt gedurende het nader onderzoek naar adequate opvang op grond van paragraaf A3/6.1 van de Vc, [2] uiterlijk tot eiser de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of zoveel eerder als er, omdat is komen vast te staan dat adequate opvang beschikbaar is, een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [3] richt het beroep van eiser zich van rechtswege mede tegen dit aanvullend besluit.
5. Eiser voert in beroep het volgende aan. Het is onduidelijk waarom verweerder in het bestreden besluit overwegingen wijdt aan de identiteit van eiser, nu aangenomen wordt dat eiser minderjarig is. Het besluit is verder onzorgvuldig tot stand gekomen doordat verweerder niet heeft beoordeeld of de verklaring van Bureau Documenten over de geboorteakte van eiser zorgvuldig tot stand is gekomen en concludent is. Daarnaast heeft verweerder niet kenbaar rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser ten tijde van de gebeurtenissen ongeveer tien jaar oud en dus zeer jong was. Eiser wijst erop dat de belangen van het kind de eerste overweging van verweerder dient te zijn. In het algemeen, en zeker van eiser als destijds tienjarig kind en gelet op het medisch advies van MediFirst, kan niet worden verwacht dat gebeurtenissen jaren later gedetailleerd kunnen worden gereproduceerd. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar het rapport
Beyond Proofvan de UNHCR. [4] Verweerder heeft voorts onvoldoende gemotiveerd waarom wel geloofwaardig is geacht dat eisers vader wapens smokkelde, daarvoor is opgepakt en is overleden maar niet geloofwaardig is geacht dat eisers vader zich had aangesloten bij de rebellen en dat eiser problemen heeft ondervonden. Tot slot voert eiser aan het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat verweerder nog niet heeft onderzocht of er voor eiser adequate opvang is buiten Nederland en het bestreden besluit daarom nog niet geldt als terugkeerbesluit.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Identiteit
6. Anders dan eiser meent, maakt de omstandigheid dat zijn minderjarigheid wordt gevolgd niet dat daarom ook zijn identiteit moet worden gevolgd. In het voornemen heeft verweerder dit voldoende toegelicht. De minderjarige leeftijd van eiser wordt door verweerder gevolgd, omdat een arts van MediFirst heeft geoordeeld dat eiser minderjarig is. Echter, verweerder kan niet vaststellen wie eiser is en wat zijn geboortedatum is. Redengevend hiervoor is dat de door eiser overgelegde geboorteakte door Bureau Documenten is beoordeeld als niet bevoegd opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie, nu de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Het door eiser overgelegde paspoort is echt bevonden, maar Bureau Documenten heeft opgemerkt dat het op frauduleuze wijze is verkregen indien voor het verkrijgen daarvan gebruik gemaakt is van de geboorteakte. Verder is van belang geacht dat eiser in twee andere lidstaten met verschillende personalia geregistreerd staat, namelijk in Italië als [Naam 3] met geboortedatum [Geboortedatum 2] en in Frankrijk als [Naam 4] met geboortedatum [Geboortedatum 3]
7. Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of de verklaring van Bureau Documenten zorgvuldig tot stand is gekomen en concludent is, wordt het volgende vooropgesteld. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [5] Dat laat echter onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb meebrengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen. In die situaties kan hij niet volstaan met een verwijzing naar de conclusies van de verklaring van onderzoek. Een situatie als hiervoor bedoeld doet zich in ieder geval voor als de conclusies van een verklaring van onderzoek in relatie tot de bevindingen naar aanleiding van dat onderzoek vragen oproepen, bijvoorbeeld als die bevindingen niet logischerwijs tot de daaraan verbonden conclusies leiden. Ook als een vreemdeling gemotiveerd heeft betwist dat een verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten, zal verweerder nader invulling moeten geven aan zijn vergewisplicht.
8. Wat eiser aanvoert is niet voldoende voor het oordeel dat verweerder niet zonder meer mocht uitgaan van de juistheid van de verklaring van Bureau Documenten over de geboorteakte. De vergewisplicht strekt niet zo ver dat in de verklaring van onderzoek dient te worden opgenomen op welk punt het document afwijkt en welk referentiemateriaal is gebruikt. Het gaat hier immers om vertrouwelijke informatie waarbij het verder inzichtelijk maken zou betekenen dat de details van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt waarmee vervalsers vervolgens hun voordeel kunnen doen. Verweerder heeft daarom geen verdere invulling hoeven geven aan de vergewisplicht.
9. Verweerder heeft verder niet ten onrechte niet de waarde gehecht aan eisers paspoort die eiser daaraan wenst te hechten. Eiser heeft namelijk verklaard tijdens het nader gehoor dat zijn zus op basis van zijn geboorteakte het paspoort heeft aangevraagd. [6] Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten volgt dat dit document daarom op frauduleuze wijze is verkregen. Daarnaast is niet betwist dat eiser in Frankrijk en Italië met andere geboortedata staat geregistreerd. Nu de in Italië en Frankrijk geregisterde achternaam van eiser slechts een letter verschilt van de door eiser in Nederland opgegeven achternaam wordt gevolgd dat dit mogelijk slechts een spelfout betreft, maar dit doet niet af aan de wisselende geboortedata en de conclusies van Bureau Documenten over de door eiser overgelegde documenten.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte de identiteit van eiser niet geloofwaardig geacht.
Asielrelaas
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Dat eiser ten tijde van de gebeurtenissen minderjarig was, maakt niet dat verweerder geen uitgebreidere verklaringen van eiser heeft mogen verwachten op punten die de kern van zijn relaas raken. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat uit het medisch advies van MediFirst niet is gebleken dat eiser niet dan wel verminderd in staat is om zijn relaas kenbaar te maken. Het beroep op het UNHCR rapport
Beyond Proofleidt niet tot een ander oordeel, nu dit algemene rapport geen verklaring geeft voor de concrete tegenwerpingen in dit geval.
12. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat eisers vader zich had aangesloten bij de rebellen van Casamance en dat dit ook voor eiser tot problemen zou hebben geleid. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser vrijwel niets kan verklaren over de rebellenbeweging en de betrokkenheid van zijn vader daarbij. Zo weet eiser bijvoorbeeld niet hoe de rebellenbeweging heet. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser geen bewijs van het afgelegde interview heeft overgelegd en zijn verklaringen hierover niet overtuigend zijn, nu hij niet weet wat de naam van de journalist was, voor welk medium de journalist werkt en waar het interview is verschenen. Daarnaast heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat de omstandigheid dat uit onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat het door eiser overgelegde opsporingsbevel van de Gambiaanse autoriteiten niet bevoegd is opgemaakt en afgeven, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Dat verweerder wel gevolgd heeft dat eisers vader een smokkelaar was, gedetineerd was en is overleden, heeft verweerder voldoende gemotiveerd door te overwegen dat eiser hierover, in tegenstelling tot het overige deel van het relaas, wel consistent en inzichtelijk heeft verklaard. Verweerder heeft daarvoor van belang kunnen achten dat eiser heeft verklaard dat zijn vader wegens wapensmokkel is opgepakt, waar en hoelang hij heeft vastgezeten, waarom hij is vrijgelaten en waar en wanneer hij is overleden.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn vader die aangesloten was bij de rebellen van Casamance.
Terugkeerbesluit
14. Uit artikel 45 van de Vw volgt dat een besluit tot afwijzing van de asielaanvraag van rechtswege geldt als terugkeerbesluit. Dit artikel is dwingend geformuleerd. In het negende lid van deze bepaling is een uitzondering geformuleerd indien de asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Deze uitzondering is hier niet van toepassing. De Nederlandse wet biedt verweerder verder geen mogelijkheid om hiervan af te wijken. Dit betekent dat verweerders handelwijze om in het bestreden besluit te bepalen dat er nog geen terugkeerbesluit is genomen, in strijd is met de Nederlandse wet.
15. In het arrest TQ heeft het Hof [7] overwogen dat in alle fasen van de procedure van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit tegen een alleenstaande minderjarige vreemdeling, rekening moet worden gehouden met het belang van het kind. [8] Voordat een terugkeerbesluit mag worden uitgevaardigd tegen een alleenstaande minderjarige vreemdeling moet onderzocht worden of er voor de betrokken alleenstaande minderjarige vreemdeling adequate opvang in het land van terugkeer is. Als deze opvang niet aanwezig is, kan geen terugkeerbesluit worden uitgevaardigd. Het Hof heeft verder overwogen dat het gedogen van feitelijk verblijf schadelijk is voor een minderjarige vanwege de onzekerheid die dit met zich brengt en dat dit onverenigbaar is met het vereiste om het belang van het kind in alle fasen van de procedure te beschermen.
16. Doordat de afwijzing van de asielaanvraag van rechtswege ook geldt als terugkeerbesluit, geldt voor eiser een verplichting terug te keren naar Gambia. Omdat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiser pas terug kan naar Gambia na nader onderzoek naar adequate opvang voor eiser, betekent dit dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Uit het arrest TQ volgt immers dat er geen terugkeerverplichting mag worden opgelegd zonder dat de autoriteiten zich ervan hebben overtuigd dat adequate opvang aanwezig is. Dit betekent dus dat dit onderzoek in het kader van de asielprocedure moet plaatsvinden en moet zijn afgerond voordat de asielaanvraag wordt afgewezen, omdat dat besluit tegelijk een terugkeerbesluit inhoudt. Omdat dat niet is gebeurd, is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid.
17. Ten aanzien van het aanvullende besluit wordt overwogen dat artikel 64 van de Vw het weliswaar mogelijk maakt om uitstel van vertrek te verlenen, en levert dat voor de vreemdeling op grond van artikel 8, onder j, van de Vw rechtmatig verblijf op, maar die uitzondering geldt uitsluitend in geval van medische redenen. Voor het verlenen van uitstel van vertrek voor niet-begeleide minderjarigen, zolang deze de 18-jarige leeftijd niet heeft bereikt en zolang niet vast staat of er adequate opvang beschikbaar is, bestaat geen wettelijke basis. Het aanvullende besluit, waarbij uitstel van vertrek is verleend aan eiser, is dan ook onbevoegd genomen.
Conclusie
18. De conclusie is dat verweerder terecht de asielaanvraag als ongegrond heeft afgewezen, maar dat verweerder ten onrechte heeft bepaald dat een terugkeerbesluit achterwege blijft. Omdat het bestreden besluit een meeromvattende beschikking is, komt het gehele besluit voor vernietiging in aanmerking. Ook het aanvullend besluit zal worden vernietigd, nu dit besluit onbevoegd is genomen.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en ziet ook geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van wat er in deze uitspraak is overwogen.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze
uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518
(
duizendvijfhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.United Nations High Commissioner for Refugees.
5.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:628 en ECLI:NL:RVS:2020:636.
6.Pagina 6 van het rapport nader gehoor.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie.
8.ECLI:EU:C:2021:9.