ECLI:NL:RBDHA:2022:3327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning asiel en inreisverbod wegens onjuiste gegevensverstrekking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van de verblijfsvergunning asiel van eiser, een Syrische nationaliteit houder, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 8 oktober 2013, omdat eiser onjuiste gegevens zou hebben verstrekt en gegevens zou hebben achtergehouden. Eiser heeft op 20 augustus 2020 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 30 november 2020 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten, maar heropend op 7 december 2020 om eiser de gelegenheid te geven aanvullende stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft op 10 januari 2022 het onderzoek opnieuw gesloten.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt. Dit is gebaseerd op visumonderzoek in het systeem Vision, waaruit blijkt dat eiser een Tsjechisch visum heeft aangevraagd met een Armeens paspoort. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet punitief is, maar gericht op herstel van de situatie zoals die had moeten zijn bij verstrekking van de juiste gegevens. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij de Armeense nationaliteit niet bezit, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Armenië eisers land van herkomst is.
Eiser heeft ook aangevoerd dat de intrekking van zijn verblijfsvergunning in strijd is met artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging niet onzorgvuldig heeft uitgevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.