ECLI:NL:RBDHA:2022:3414
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van artikel 8 EVRM en de beoordeling van familie- en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Eritrese nationaliteit bezit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2021, waarin zijn aanvraag voor een mvv op basis van familieleven werd afgewezen. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 de zaak behandeld in Breda, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. van Werven, en de referente, die eiser als pleegmoeder beschouwde, ook aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referente. De rechtbank stelde vast dat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond en dat er geen bewijsnood was aangenomen. Eiser had aangevoerd dat het ontbreken van een officiële geboorteakte niet tegen hem mocht worden gebruikt, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in zijn beoordeling de relevante feiten en omstandigheden had kunnen meenemen.
De rechtbank concludeerde dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestond tussen eiser en referente, en dat de aanvraag om die reden terecht was afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 14 april 2022.